Mina Etemad: Voordat ik op zesjarige leeftijd voet zette op Nederlandse bodem, heeft één object uit Nederland mij bereikt in Iran. Een kaart waar Ariël de Kleine Zeemeermin op staat en die mijn vader opstuurde naar mij, mijn zus en mijn moeder vanuit het asielzoekerscentrum waar hij toen zat. Het is een kaart ter ere van Iraans Nieuwjaar, dus hij moet rond 21 maart zijn aangekomen.
Vader van Mina: Banafsheh o Minaye aziz, eydetoon mobarak. Omidvaram hamishe behtarin bashed. Babayi.
Mina: ‘Lieve Banafsheh en Mina, gelukkig nieuwjaar. Ik hoop dat het altijd goed met jullie zal gaan. Papa.’
Het zijn maar twee regeltjes, maar ik kan zien dat hij er aandacht in heeft gestopt. Voor de ondertekening Babayi heeft hij een groene stift gepakt en dat woord iets groter en sierlijker geschreven. Nog aandoenlijker vind ik dat het een kaart is van De Kleine Zeemeermin – hij wist dat het onze lievelingsfilm was en misschien heeft hij lang moeten zoeken om deze te vinden.
Precies een half jaar nadat deze kaart aankwam, op 21 september 1993, twee dagen na mijn zesde verjaardag, voegden wij ons bij mijn vader in Nederland. Mijn wereld spleet zich in tweeën. Eerst had ik een ogenschijnlijk stabiel leven in Iran, omringd door familie, en plots zat ik in een asielzoekerscentrum, tussen allerlei mensen wier taal ik niet verstond. Precieze details van die tijd of onze reis naar Nederland weet ik niet meer, maar ik weet me nog wel te herinneren dat ik me geborgen voelde in Iran en dat de periode daarna grauw en mistig blauw was.
Dat geborgen gevoel is slechts het selectieve kindergeheugen in werking – het was er helemaal niet zo veilig. De politieke verandering van 1979, door het nieuwe bewind de Islamitische revolutie genoemd, en de Iran-Irak-oorlog hadden het land in puin achtergelaten, met weinig hoop op een zorgeloos leven. Mijn ouders hadden moeite zich te vinden in het nieuwe regime, dat het belangrijker vond geld uit te geven aan wapens dan aan mensen.
Vader van Mina: De vrijheid was zo echt beperkt daar. Ik mocht niet mijn eigen idee ergens uiten, ik mocht dit niet, ik mocht dat niet en de toekomst was helemaal echt donker
Moeder van Mina:Vooral na de revolutie, het werd moeilijker voor mensen die politieke activiteiten hadden, één. Twee: het werd moeilijk voor vrouwen. Je werd in de gaten gehouden, je moest echt op je woorden, op je passen letten, anders zou je geen baan krijgen, anders zou je in gevangenis terechtkomen. Geen goede reputatie onder de buren bijvoorbeeld in je wijk, dat was ook hartstikke stressvol.
Vader van Mina: Ik moest echt een uitweg vinden om daar te kunnen weg. Ik moest daar, ik moest weg.
Mina: Ondanks dat ik weet hoe moeilijk het leven daar was, voel ik soms toch heimwee naar wat we hebben achtergelaten. Dan ga ik in google maps boven Tehran hangen en zoek in het oosten van de miljoenenstad naar de grote weg Piroozi. Daaraan gelegen ligt Nabard en in een van de steegjes grenzend aan die straat woonden wij, achter een deur met gekleurde raampjes.
Dat ik dat huis, waar mijn oma nog steeds in woont, vanaf hier kan zien geeft me een vredig gevoel. Ik stel me haar voor, zittend op haar vaste plek op de eerste verdieping, met binnen handbereik de afstandsbediening van de tv, een waaier en een thermoskan met thee. Vier jaar geleden was ik er voor het laatst, toen stak ze me een zilvergrijs portemonneetje toe dat ik zorgvuldig bewaar omdat ik bang ben dat als ik het gebruik het kapot gaat en dat daarmee ook mijn herinneringen vergankelijk zijn.
Als je iets of iemand mist zeg je in het Farsi: ‘delam tang shod’, mijn hart is nauw geworden. Wanneer ik denk aan dat huis of mijn oma, is het omhulsel van mijn hart te krap om te dragen wat zich binnenin roert. Het knelt en kraakt, maar een uitweg vinden kan het gemis niet. Iraanse muziek biedt wat soelaas, is een ventiel dat even wat ruimte schept.
Muziek: Googoosh – Man-o Gonjeshk-haye Khoone
Vader van Mina: Soms heb ik een behoefte ik wil nu echt daar zijn ja. Nu wil ik echt bij die personen zijn, nu wil ik echt met die personen ergens zitten bv iets eten of beetje praatje maken. Soms is zo je denkt bij jezelf oh ik wil even naar mijn moeders huis, even daar gaan bij mijn moeder theedrinken bijvoorbeeld. Ja, dat heb ik niet.
Mina: Nu de jaren in Nederland zich opgestapeld hebben, kom ik steeds dichter bij de leeftijd waarop mijn ouders vluchtten. En ik begin ook beter te beseffen hoe ingrijpend zo’n beslissing moet zijn geweest. Je hebt een heel leven opgebouwd, je familie woont vlakbij, je kent de infrastructuur van het land, de taal, de cultuur, de geuren en kleuren van de seizoenen… Dat moet je allemaal achterlaten. Ik kan me niet voorstellen dat ik alles wat me vertrouwd is zou moeten inruilen voor het onbekende. Ook al zou ik móeten vluchten, het idee van het verlaten van de plek die ik mijn thuis noem is simpelweg beangstigend.
En nu 21 september er weer bijna aankomt en ik al 28 jaar in Nederland zal zijn, merk ik dat ik deze gedachten niet uit mijn hoofd krijg en de heimwee niet uit mijn lichaam.
Voor mij staat die dag symbool voor de breuk in mijn leven, voor de twee werelden waar ik in geleefd heb. Maar die dag gaat vaak ongemerkt voorbij, zonder dat ik iets bijzonders doe of er een speciaal moment voor neem. En nu denk ik: wat als ik dit jaar wel iets bijzonders doe? Want bij andere dagen sta ik wel stil, bijvoorbeeld bij de dag dat mijn kat overleed, het jubileum van mij en mijn vriend of die ene droevige dag waarop mijn nichtje doodgeboren werd. Elk jaar geeft het bewust toestaan van verdriet, blijdschap of welk ander gevoel dan ook me een soort van kalmte en acceptatie, erkenning van wat zich in me roert.
Dus wat als ik dit jaar stilsta bij mijn dag van aankomst? Wat als ik het vier of herdenk? Wat als ik een ritueel bedenk, speciaal voor die dag? Maar hoe moet die dag er dan uitzien, en met wie wil ik samenzijn?
Muziek: Ghazal Shakeri – Shab Afarid
Mina: Hoe doen anderen dat eigenlijk? Ik vraag het aan mijn vrienden Semina, Nadia en Wafa.
Semina: Vroeger was het echt 7 oktober de dag dat je een soort van ijkpunt, net zoals je verjaardag of nieuwjaarsdag, dat ik echt een soort van dacht: wow een jaar voorbij weer en ik ben nu nog een jaar Nederlander. Euhm en nu is het niet meer de 7e, het is meer oktober geworden dat ik denk: oh ja er is weer een jaar voorbij. Ik kan er nog steeds niet een goede emotie aan hangen, behalve een soort van verwondering en een soort van de vraag van: inderdaad, wat zegt dit?
Nadia: Nadia: De dag waarop mijn stiefmoeder, noem ik eigenlijk mijn tweede moeder, naar NL is gekomen, dat is een dag die wij meestal wel samen herinneren omdat we toen eigenlijk samen een soort van gezin zijn geworden.
Wafa: Nu de eerste datum die opkomt op mijnoverheid.nl is 14 oktober en sinds ik dat gezien heb ben ik aan het nadenken of ik daar komende 14 oktober bij wil stilstaan. En ik heb het gevoel dat ik er niet meer omheen kan.
Mina: En dan spreek ik met Bahareh. Zij kwam in 1998 naar Nederland, ook vanuit Iran, ze was toen twintig. Haar moeder was hier al een aantal jaar en heeft veel pijn en moeite moeten doorstaan om haar dochter bij zich te krijgen. Het moment dat ze elkaar eindelijk weer zagen weet Bahareh nog goed.
Bahareh: We waren heel lang aan het knuffelen en huilen van blijdschap, dus dat was gewoon echt whoa.
Mina: En weet je nog wat jullie tegen elkaar zeiden die eerste paar zinnen?
Bahareh: Niet zo veel hoor. Gewoon alleen huilen en ja omhelzen en ah ja de lieve woorden, ghorboon sadaghe ja ik weet niet hoe je dat vertaalt ja dat. En heel lang elkaar aankijken want dat was lang niet gebeurd.
Mina: Ik: Wat voor gevoel gaf het dan, dat aankijken?
Bahareh: Bahareh: De ogen van je moeder vergeet je natuurlijk niet, maar je mist het wel. Dus het was heel fijn om weer in de ogen van mijn moeder te kijken.
Mina: Bahareh was blij dat ze niet meer in Iran was, want net als mijn ouders vond ze het moeilijk te leven met de beperkingen daar. Ze wilde kunstenaar worden, maar moest een echt vak leren. Ze wilde nog niet trouwen, maar dat werd langzamerhand wel van haar verwacht. Ze moest een hoofddoek op buiten, kon niet naar feestjes, haar mening niet uiten… Hier kon ze wel haar leven vormgeven zoals ze wilde. Ze werd toegelaten tot de kunstacademie, maakte nieuwe vrienden, vond een woonplek in Amsterdam en kreeg een relatie.
Bahareh: Dat er überhaupt hier mensen gewoon nadenken en kiezen wat ze zouden willen doen, wat willen ze studeren, waar ze zouden willen wonen, met wie, hoe. Al die dingen bepaal je zelf, het is zo vanzelfsprekend, maar voor mij was dat niet.
En ik heb nooit gezocht naar carrière maken om echt iets weet niet hoe ik het moet zeggen veel geld status of zo, ik heb gewoon mijn hart gevolgd en daar ben ik heel erg gelukkig mee, nu nog steeds ook. Dus daarom dacht ik na tien jaar dacht ik: nou het is gelukt. Alles waar ik hekel aan had heb ik niet gedaan en ik heb gewoon zelf gekozen en dat was echt een moment om even bij stil te staan en ook echt vieren met mijn vrienden.
Mina: Dus op 28 oktober 2008, op de dag af tien jaar na haar aankomst in Nederland, gaf ze een etentje voor zo’n tien belangrijke mensen uit haar leven. Zij hadden haar het afgelopen decennium leren kennen, wisten welke ontwikkelingen zij had doorgemaakt.
Bahareh: Ik heb ook gewoon verteld aan ze dat ik best blij ben om hier te zijn. En dat ik toen op dat moment dacht: oh ik laat al mijn vrienden daar achter maar wat krijg ik hier? En nu heb ik jullie en nu heb ik wel gewoon hele goede vrienden en dat moment wou ik met hun delen. Ja natuurlijk mijn moeder die belangrijk persoon was, mij bijgestaan en begeleid, die was er ook natuurlijk. Ze kwam ook voor mij koken die dag.
Mina: Wat ging ze maken?
Bahareh: Loobia polo, een van mijn favoriete maaltijden.
Mina: En hoe smaakte het?
Bahareh: Loobia polo is eenvoudige rijstmaaltijd. Ja met sperziebonen, het is een beetje rode rijst met tomatenpuree erdoorheen en heel veel kruiden, het ruikt heerlijk en vooral is het heerlijk als mijn mama hem maakt.
Mina: Want hoe maakt ze hem? Weet je wat haar secret ingredient is?
Bahareh: Ja nou weet ik eigenlijk niet. Ik doe precies wat zij doet en het wordt nooit hetzelfde. Het is gewoon zij zegt ik stop liefde in, zei ik: dat doe ik ook wel, maar ik weet niet, liefde in combinatie met wat kruiden en handdraai die zij aan geeft, ja.
Mina: Door Baharehs verhaal voel ik me geïnspireerd om ook degenen die mij nabij staan, mijn familie, op 21 september bij me te hebben. Maar waar staan we dan eigenlijk gezamenlijk precies bij stil? Want hoe hebben zij die vlucht beleefd en welke rol speelt het in hun leven? Dat heb ik ze eigenlijk nooit gevraagd.
En wat voor soort viering of herdenking past eigenlijk bij ons? Want om eerlijk te zijn, ik vind het best moeilijk om mijn ouders en mijn zus uit te gaan nodigen voor onze dag van aankomst. We doen namelijk nooit echt officiële dingen samen, we staan nooit met zijn allen stil bij iets wat gebeurd is. Met kerst en nieuwjaar eten we wel samen, maar dat heeft niets speciaals – het had elke andere willekeurige dag kunnen zijn. We zitten in ons huispak aan tafel en eten een maaltijd die we een week eerder of later ook hadden kunnen eten.
Ik vraag mijn moeder waarom we nooit echt van die momenten hadden en of ze dat niet mee heeft gekregen toen ze opgroeide in Iran.
Moeder van Mina: Na, Iran naboodesh.
Mina: In heel Iran niet of in de familie niet?
Moeder van Mina: Bebin too in laagje-yi ke ma zendegi mikardim, ma boodim, inke to mikhai be rooze trouwenet, rooze tawalode bachehat aandacht bedi nabood.
Mina: Mijn moeder vertelt dat in onze omgeving in Iran, in de sociaaleconomische laag waar wij ons in bevonden, over het algemeen traditionele of religieuze feestdagen wel werden gevierd, maar dat waren dan collectieve gebeurtenissen. Families kwamen samen en op tv werd uitgebreid aandacht geschonken aan de geschiedenis of het religieuze belang van bijvoorbeeld de geboortedag van de profeet Mohammed.
Maar stilstaan bij bepaalde momenten uit iemands persoonlijke leven was niet zo gebruikelijk.
Moeder van Mina: De rol van individu was niet zo hoog en zo breed. Dus het was niet met de lepel in de pap gegooid? [gelach] De pap, nee?
Mina: Met de lepel ingegoten denk ik.
Moeder van Mina: Dus het was het was heel moeilijk voor mij om te zeggen: nou het is verjaardag van mezelf, laat staan, van de kinderen, dan moeten we dit doen dan moeten we dat doen. Maar het kwam niet vanzelf voor mij.
Mina: Dat kan ik beamen, want hoe vaak is het voorgekomen dat mijn ouders me vergeten te bellen op 19 september? Vroeger was ik dan ook best verbolgen dat ze niets speciaals planden op mijn verjaardag. Mijn zus kan zich maar één verjaardagsfeestje herinneren dat ter ere van ons werd gegeven.
Zus van Mina: Tenminste ik weet niet meer zeker wanneer die was maar als ik nu aan terugdenk aan de foto’s misschien was het in die zomer voordat we weggingen. Ja dus onze verjaardagen werd dan, in ieder geval die laatste verjaardag werd samen gevierd, dat is de enige die ik kan herinneren.
Ik ben in juni jarig jij in september, daarom kon het samen worden gevierd.
Mina: Samen worden gevierd? Het werd op jouw verjaardag gevierd en ik moest maar meedoen
Zus van Mina: Is dat zo haha
Mina: Ja. Tenminste, dat is mijn herinnering. Dat ik echt dacht: oh ok het is nu drie maanden voor mijn eigen verjaardag [gelach]
Zus van Mina: Heel grappig
Mina: En hoe zat het met cadeaus? Kregen we cadeaus?
Zus van Mina: Nee. Volgens mij krijgen we echt nooit cadeaus. Maar volgens mij was er ook geen geld voor. Of onze ouders waren heel zuinig vonden het dan niet nodig. Ik heb het nooit echt gemist. Ik denk dat ik wel een beetje aandacht heb gemist maar niet per se deze materiële dingen.
Mina: Want hoe zou die aandacht er dan uit hebben kunnen zien?
Zus van Mina: Weet ik niet. Ja het voelde altijd wel alsof ik alleen heel veel dingen moest uitvogelen. En dat klopt ook, zeg maar als we, we hebben laatste jaren wel meer met mama en papa over al die dingen gepraat en dan zeggen ze ook zo van: oh we hebben jullie toen wel een beetje emotioneel verwaarloosd en dan bedoelen ze er gewoon mee dat ze er niet altijd waren zeg maar. Maar dat komt omdat ze heel veel dingen in hun leven op de rit moesten krijgen, dus hun opleidingen waren niet geldig, ze moesten opnieuw diploma's halen, Nederlandse les leren, alles regelen voor hun kinderen, weet je allemaal dingen doen die ze niet kenden in een systeem die ze niet kenden, dus ze waren gewoon emotioneel niet beschikbaar.
Mina: Ik moet soms ook wel eens denken aan dat jij een keer zei, je vroeg een keer aan mij zo van: Had je door dat mama en papa toen we de eerste paar jaar hier waren nooit lachten?
Zus van Mina: Ja vooral mama. Ja.
Mina: Had je dat toen echt door dat dat zo was?
Zus van Mina: Nou ik weet nog dat op een gegeven moment toen was ik echt nog heel klein, denk dat misschien tien was of zo, dus dat we twee jaar in NL waren en dat mama aan het telefoneren was met een vriendin of zo en dat ze toen moest lachen en dat moment viel me heel erg op. Omdat ze al heel lang niet had gelachen. Ja het was dus gewoon heel zwaar
Mina: En heb ik jou wel eens verteld dat ik tot mijn tiende of zo dacht: oh ik ben nu nog kind, ik kan nu nog lachen, want als ik eenmaal volwassen ben lach ik niet meer, want volwassenen lachen niet.
Zus van Mina: Oh ja dat heb je wel eens verteld ja, ahhh.
Mina: Ja wel sneu he. Maar ik denk dat we allebei hetzelfde meekregen. En dat jij dat op een andere manier doorhad en ik op een andere manier.
Zus van Mina: Ja.
Mina: Mijn ouders ontvluchtten een land dat niet veilig was, in de hoop op een betere toekomst. Die is er uiteindelijk ook gekomen, maar daarvoor hebben ze nog veel moeilijke jaren moeten doorstaan. Ten eerste de vlucht, die het zwaarst was voor mijn vader.
Vader van Mina: Hoe was het? Spannend allemaal. Hoe ik hier bijvoorbeeld met een valse paspoort van andere land hier vliegen en dit, was allemaal spannend ja. Echt vanaf dat moment ik ben van Singapore hier gekomen ja. In vliegtuig in vliegveld van Singapore met heel veel angst en spanning en toen eindelijk mocht ik echt vliegtuig in, en toen weer hier heel veel spanning, ik was echt, hoe laat? Even kijken dat was ’s ochtends volgens mij of dat was ’s avonds. Heb ik vliegtuig genomen, hier ben ik aangekomen dat was dag weer. Bijna 24 uur echt onder heel heel heel erge spanning.
Mina: Kon je in het vliegtuig slapen?
Vader van Mina: Volgens mij niet. Ik heb echt voordat ik ook vliegen ik kon niet ook slapen, misschien heb ik echt twee dagen niet geslapen zelfs.
Mina: Na zijn aankomst hier was het niet zo dat de spanning afnam. Hij moest naar een asielzoekerscentrum, probeerde zijn gezin bij zich te krijgen en hoopte op een verblijfsvergunning.
Zijn beleving van de vlucht verschilt dan ook heel erg met die van mij; voor mij voelde het als een breuk tussen twee werelden, vandaar dat die dag van aankomst voor mij een bepaalde waarde heeft. Maar voor hem is het anders.
Vader van Mina: Dat was een proces van een paar jaar. En ook dat proces hier is doorgegaan dus die dag was niet echt een bijzondere dag dat ik denk: ok hey er is toen iets hier helemaal veranderd. Dat was geen sprong erin. Heel intensief, vermoeiend proces.
Mina: Dat geldt ook voor mijn moeder, vooral die eerste paar jaren.
Moeder van Mina: Ik kende niets, ik wist niets, ik moest alles opnieuw leren. Wat doe je als je een bus moet nemen, wat doe je als je een brief op de post moet doen? En toekomst was onzeker. Je had minder mogelijkheden om je eigen stappen te zetten, je eigen plannen te maken. Ook de mogelijkheden leren kennen. Dus je wil een opleiding doen. Waar, hoeveel moet ik betalen, moet ik het zelf betalen, is het hoog, kan ik dat betalen, heb ik de tijd daarvoor, moet ik tijd besteden aan een opleiding of moet ik zo snel mogelijk een baan vinden zodat ik zelfstandig ben en niet meer afhankelijk van een uitkering.
Mina: Toen we ons eerste huis, een flatje in Soest, kregen aangewezen had mijn moeder het gevoel weer een stukje zelfstandigheid te krijgen. We hoefden niet meer allemaal op één kamer te slapen of ons te houden aan de maaltijdtijden in het asielzoekerscentrum.
Moeder van Mina: In eerste instantie was je eigen woning, je eigen ruimte, de flat, was ook goed en ok nu kunnen we een beetje normaal gaan leven. Terwijl die stress van onzekerheid van we hebben nog geen verblijfsvergunning, we weten niet hoe lang het zou gaan duren, dat speelde nog, maar op dat moment, misschien eerste maanden, was een beetje naar achtergrond gegaan. Ja we hebben nu eigen ruimte, hebben een beetje controle op ons eigen leven. Ok nu kunnen we normaal gaan leven. Je eigen ritme bepalen, je eigen eten maken, je kunt zelf naar de winkel, en zelfs het was in een stad, in een woonwijk. Terwijl waar wij eerder woonden.
Mina: In het asielzoekerscentrum?
Moeder van Mina: In azc was niet per se in een wijk. Dat is een beetje afgelegen. En dat was niet fijn.
Mina: Ik kan maar één foto vinden uit dat appartement. Hij is genomen vanuit de deuropening van de voordeur en je ziet mij en mijn zus in het halletje staan, met wat koffers om ons heen – we gingen op zomerkamp. Mijn zus heeft haar arm om me heen geslagen en kijkt een beetje chagrijnig. Ik lach, maar wel een beetje moeilijk en ik druk mijn hand tegen mijn kruis aan want ik moest heel nodig plassen en kon echt niet even ontspannen poseren voor de foto. Wat ook opvalt is hoe simpel de flat eruitziet, met muren waar plamuur overheen is gesmeerd maar die vervolgens niet geverfd zijn.
Zo was ons leven lange tijd ook: een gezin dat functioneerde, maar zonder enig opsmuk. De eerste jaren waren mijn ouders nauwelijks thuis: druk met taallessen, werken en studeren. En als ze er wel waren hadden ze iets afwezigs. Ik kan me niet herinneren dat ze in Nederland ooit met mij speelden of dat we gewoon iets gezelligs deden samen. De enige uitstapjes waren die naar de spullenhulp om met afgedankte meubels te pogen een nieuw thuis te creëren. En als ik iets bijzonders had bereikt mompelden ze meestal iets als ‘goed gedaan’ en daar bleef het dan bij. Ik leerde mezelf vermaken met mijn eigen fantasieën en werd steeds stiller omdat er halve oren naar mijn verhalen luisterden.
Toen nam ik het mijn ouders soms kwalijk dat ze er niet echt waren, maar met de kennis van nu kan ik alleen maar verdrietig zijn dat het leven ze niet kwam toewaaien.
Muziek: fluit, gespeeld door Mina’s vader
Een paar jaar geleden was er een cultureel evenement in Soest, waar mijn moeder een korte bespreking gaf over een boek dat ze recentelijk had gelezen en waar mijn vader een paar nummers op zijn zelfgemaakte fluit speelde.
Ik zat vertederd in het publiek en luisterde naar mijn moeder die vertelde over wat haar raakte in een boek van Joris Luyendijk. Ze straalde zachtheid uit, zoals gewoonlijk. Ze houdt van knuffelen en is heel gevoelig, al heeft ze ook een sterk analytische kant; ze was wiskundedocent in Iran, studeerde hier software engineering en werkt nu als data-analist bij het RIVM. Ze leest veel boeken, of beluistert die terwijl ze kleding naait of onze lievelingsgerechten maakt.
Mijn vaders melodieën op de fluit schetsten een melancholische, tedere wereld. Hij had iets liefs en kwetsbaars, maar tegelijkertijd zoals altijd ook iets krachtigs. Hij is handig en behulpzaam en schoolde zich van technicus om tot maatschappelijk werker en begeleidt nu andere vluchtelingen. Met hem kun je filosoferen en gesprekken voeren over spiritualiteit en antikapitalisme.
Zittend in het publiek, kijkend naar hen, raakte mijn hart vervuld dat ik bij dit moment aanwezig was waarop zij verschillende facetten van zichzelf deelden met hun stadgenoten.
Na afloop kwam er een vrouw naar me toe en het eerste wat ze zei was: ‘Wat knap dat je moeder het in het Nederlands deed.’ Woede schoot vanaf mijn voetzolen omhoog naar mijn hoofd en bits beet ik haar toe: ‘In welke taal had ze het dan moeten doen?’ Nog twee mensen vonden het nodig om ‘complimenten’ te geven over het Nederlands van mijn ouders – niemand zei iets inhoudelijks over hun woorden of hun muziek.
Op de terugweg beklaagde ik me bij mijn ouders, zij haalden hun schouders op. Maar mijn pijn, die bleef.
Vader van Mina: Hier moesten wij ons, moesten wij hard werken om te kunnen onszelf te bewijzen. Niet alleen maar voor onszelf, maar ook voor de nieuwe maatschappij om te zeggen: dit kunnen wij, dit zijn onze talenten, dit zijn onze mensheid, ons bestaan, onze cultuur. Dat was echt moeilijk om hier te kunnen landen. Voor alles erin moest ik echt moeite gaan doen. Kennis van cultuur, taal leren, tot een plek voor mezelf in deze maatschappij gaan maken. Of krijgen. Of overwinnen, wat je wil dat benoemen.
Mina: Ik begon met de vraag hoe ik mijn eigen verleden een plekje kan geven in het heden. Ik wilde een vorm vinden om bij die belangrijke dag in mijn leven stil te staan, die dag die ik als een breuk ervaar tussen twee werelden. En ik sprak met mijn ouders en mijn zus om te kijken hoe ik hen erbij kon betrekken, hoe we die dag samen kunnen ingaan. En ik realiseer me nu, door hun verhalen, door wat het in mij aanwakkert, dat het niet alleen mijn eigen verleden is dat in mij leeft, maar ook dat van mijn ouders. Wat zij hebben meegemaakt zit ook in mij, heeft er altijd al gezeten.
En dat geldt ook voor mijn vrienden.
Nadia: Ook al hebben ze niet alles naar mij gecommuniceerd om mij een soort van te beschermen, merk ik toch wel terug dat ik een beetje bang ben en soms merk ik dat terug bv in mijn dromen of zoiets, dat dat ook naar boven komt, terwijl het niet mijn ervaringen zijn, maar wel die van mijn ouders, van mijn familie. Dingen die zij hebben meegemaakt tijdens de oorlog zagen, dat je dat dan in mijn eigen droom dan terugzie als mezelf, dat ik dat meemaak.
Semina: Nou ik heb wel heel lang nog een soort van schuldgevoel of verdriet gevoeld ook naar mijn ouders toe. Ook vooral denkend aan dat zij zo'n groot deel van hun jeugd eigenlijk want zij waren dertigers toen zij hierheen kwamen, dat zij zo veel tijd hebben gespendeerd in een soort limbo. Dat je soms wel eens bang bent dat ze hun beste jaren een beetje verloren hebben, ten eerste in de oorlog, ten tweede hier in de nasleep van het vluchtelingzijn en het opbouwen. Ik denk dat ik daarom een grote druk voelde om er iets goeds van te maken.
Wafa: Ik heb nog steeds wel dat ik af en toe pijn kan voelen. En het grappige is dat als ik aan mijn ouders denk, dan doet mijn linkerhand altijd heel veel pijn. Nu niet stel dat ik zeg mama is gister naar de supermarkt gegaan, dan doet het geen pijn. Maar als ik echt gewoon heel op een heel profound manier aan mijn ouders denk en gewoon de liefde die ik voor ze voel maar ook dat ik weet wat ze allemaal hebben meegemaakt, dan doet mijn linkerhand altijd pijn.
Mina: Ik ben weer bij mijn ouders en speel met de twee gouden ringen aan mijn hand, die ooit van mijn moeder zijn geweest maar die ik nu altijd draag. Ik vraag me af wat zij hebben waargenomen, of ze erbij waren toen mijn moeder somber of gestrest was, of toen ze haar vrienden van de universiteit in Tehran miste, of haar oude buurt waar ze in is opgegroeid. Ik weet niet wat die ringen nog weten, maar mijn moeders geschiedenis omsluit al jaren mijn vingers.
Mina: En euhm, vind je het zwaar wat je hebt mee moeten maken?
Moeder van Mina: Ja, ja.
Mina: Een hoe voel je je er nu dan over dat het zwaar was?
Moeder van Mina: Ja het is een beetje verleden tijd. Je kunt er ook niets aan veranderen, niets aan doen. En ik probeer om er niet aan te hangen, dat probeer ik wel.
Mina: Soms word ik wel verdrietig als ik denk: mama en papa zijn in het verleden, hebben ze het zwaar gehad. Wat vind je daarvan, als ik dat zeg?
Moeder van Mina: Dat hoeft niet. Ja lief van je. Lief, maar dat hoef je niet. Maar af en toe kun je die gevoelens niet per se opzijzetten en vergeten. Ze komen gewoon. Dat snap ik wel, maar dat hoef je niet te doen. Je hoeft niet voor mij verdrietig te zijn
Vader van Mina: Ik zeg het: kijk ik snap het je kan een naar gevoel hebben hiervoor maar ik denk dat hoeft niet. Dat hebben wij geaccepteerd. Hoe dan ook dat het zwaar is geweest, maar dat was de werkelijkheid.
Ik zie mezelf zoals appelboom, die van ander land hier wordt in dit klimaat in deze natuur wordt, hier wordt geadopteerd eigenlijk. Appelboom wordt hier geadopteerd, hier in de grond gezet, grond is koud, klimaat is anders, regent en weinig zon en bladverlies en sommige takken zijn worden ze droog en gebroken door wind en alles. Tot appelboom kan zichzelf hier helemaal adopteren en die appelboom begin weer echt blad te krijgen, ieder jaar. Maar in het begin heeft hij geen bloemen. En eindelijk begint echt bloesem geven. Smaak van appels zijn beetje veranderd door water, klimaat, maar is zelfde appelboom.
Mina: Ik kan niet anders dan trots zijn op de appelbomen tot wie mijn ouders hier geworden zijn. En ik ben ook dankbaar dat zij er waren. En ik ben dankbaar voor mijn zus, die patronen weet te doorbreken. Zij doet wat mijn ouders nooit konden: ze verzint de beste, meest aandachtige cadeaus en neemt dan een moment om je in het zonnetje te zetten. Twee jaar geleden vond ze de trouwkaart van mijn ouders en lijstte hem in voor mij op mijn verjaardag. De kaart met in groene inkt geïllustreerde bloemen erop hangt nu boven mijn bed, alsof zij alle drie over mij waken.
Muziek: Ghazal Shakeri – Shab Afaridi
Mina: Ik: Hoeveel bloem ook alweer? 1 cup.
Het is 21 september. In mijn keuken heb ik de ingrediënten voor halva klaargezet. Suiker, rozenwater, olie, bloem…
En een beetje saffraan.
Halva vind ik een van de lekkerste delicatessen uit de Iraanse keuken.
Moet wel een beetje kokend water bij.
Het duurt altijd even om te maken, want je moet eerst de bloem een half uur in een pan bakken totdat dat gaar wordt.
Dan doe je olie erbij en vervolgens suiker vermengd met water, saffraan en rozenwater.
Het heeft een kenmerkende zoete smaak en geur en het smelt op je tong. De substantie is donkerbruin en geleiachtig, iets wat tussen pudding en fudge in zit.
Ok, het is klaar. Nu moet ik het op een bordje doen.
Het wordt vaak geserveerd op begrafenissen, alsof de zoetheid het verdriet een beetje kan wegnemen. Alsof je iemands leven viert, maar tegelijkertijd ook herdenkt.
Hoe laat is het nu? Ze komen over een uur, ok ga ik dit opruimen en dan de rest klaarzetten.
Muziek: Iraans tokkelinstrument
Mina: Vinden jullie het spannend?
Mijn moeder, vader en zus kijken me verwachtingsvol aan.
Moeder van Mina: Ok ja, spannend
Mina: Goed, ongemakkelijker kan het moeilijk worden. Volgens mij moet ik gewoon beginnen.
Ik vind het belangrijk om op zo'n dag als vandaag even stil te staan bij wat we in het verleden hebben meegemaakt en bij wat we nu nog met ons meedragen, en dus heb ik een ritueel bedacht, een ritueel dat samenhangt met die dag van aankomst, met onze geschiedenis, en ook een ritueel dat samenhangt met iets uit de Iraanse cultuur. En daarom heb ik mijn eigen haft sin gemaakt.
Zus van Mina: Oh wat leuk!
Vader en moeder van Mina: Ok.
Mina: Tijdens Iraans Nieuwjaar, Nowrooz, op 21 maart, is het traditie om een tafeltje in te richten met zeven objecten erop die beginnen met een S. Dat heet een haft sin. Die objecten zijn bedoeld om een voorspoedig nieuwjaar in te luiden. Nu het precies een half jaar na Nowrooz is, dacht ik dat het mooi zou zijn die traditie te spiegelen en een speciale, eigen haft sin voor deze gelegenheid te maken.
Er is één object dat uit NL kwam en bij ons in huis in Iran belandde voordat wij naar NL kwamen. Weten jullie deze nog? Deze kaart?
Ik haal de kaart met de kleine zeemeermin tevoorschijn en zet hem op het tafeltje naast me.
Zus van Mina: Ahhh.
Vader van Mina: Ik kan dat niet herinneren. Jeetje. Oh interessant.
Mina: Het tweede object is iets uit het huis waar we altijd hebben gewoond. Dus ik wilde ook graag iets op het tafeltje zetten wat dat symboliseert. Het is een portemonneetje van onze oma, Maman Majid.
Het zilvergrijze portemonneetje krijgt ook een plekje.
Zus van Mina: Ahh, als kind had ze het gegeven?
Mina: Nee laatste keer dat ik er was.
Als derde object, het is iets wat mama een fijne herinnering misschien geeft. Omdat je vertelde over het eerste huis waar we in hebben gewoond toen we naar NL kwamen en dat dat een moment was waarop je een veilig gevoel een beetje kreeg. Een foto.
De foto waarop vastgelegd is dat ik heel nodig moest plassen, daar in het halletje van ons eerste huis.
Ok het volgende object is iets wat ook op de haft sin staat, eigenlijk normaal gesproken. Maar het is ook iets waar papa misschien een verhaal bij wil vertellen. Een appel.
Mijn vader vertelt over zijn metafoor van ons als appelbomen.
Dus vandaar dat ik het een heel mooi object vind om hier neer te zetten.
Dan ga ik door met de ingelijste trouwkaart.
Maar misschien vind ik het mooiste aan het object wat Banafsheh ermee heeft gedaan
Moeder van Mina: Ja helemaal mee eens, met dat aspect.
Zus van Mina: En het is de trouwkaart, want anders waren Mina en ik er niet geweest als jullie niet waren getrouwd.
Mina: Precies. Het volgende object is iets waarvan ik dacht: oh dat draag ik eigenlijk altijd letterlijk met me mee.
De twee gouden ringen die altijd om mijn vingers zitten doe ik af en geef ze ook een plekje.
En ik vind het leuk om ze altijd bij me te dragen, vandaar dat ik ze er ook bij leg. En het laatste ding is iets wat we als Iraniërs op begrafenissen weleens eten en dat is halva.
Moeder van Mina: Halva.
Mina: Dus ja, we kunnen dat gaan eten nu.
Zus van Mina: Wat mooi. Wat heb je dat goed bedacht.
[stilte van een paar seconden]
Moeder van Mina: Mooi gedaan.
Vader van Mina: Bedankt Mina.
Zus van Mina: Dit is de wijze waarop wij in onze familie complimenten geven. Gewoon: mooi gedaan. [gelach]
Mina: Sommige dingen zullen wel nooit veranderen. Al weet mijn vader wat van zijn gedachten in woorden om te zetten.
Vader van Mina: Ik vind het zeven mooie symbolieken. Dat zegt iets over iedereen, niet alleen maar over jou maar over iedereen. Ik denk ook: daar is jullie root, jullie wortels. Ik vind het fijn dat jullie dat niet ook gaan vergeten.
Mina: Mijn hart kent even geen grenzen meer en stroomt liefdevol over, terwijl de zoete smaak van de halva ons gelach begeleidt.