Op de faculteit ontstond al snel een sterke feministische beweging, er kwam een vrouwenoverleg en er werd gepleit voor meer vrouwelijke docenten en meer vrouwelijke antropologische schrijvers in het curriculum van de studie. Blijvende veranderingen. Maar er werd ook veel geëxperimenteerd met relaties en seksualiteit, eigenlijk heerste er een heel vrije moraal.
Er was maar één ding uit den boze: het huwelijk. Vrouwen die getrouwd waren konden dat maar beter voor zich houden, want:
“getrouwd zijn”, zegt oud-student Beate Wesdorp, “betekende gewoon dat je alles had opgegeven”.
Ook Gerdy van der Stap, tegenwoordig schrijver, herinnert zich de strategieën die moesten voorkomen dat je gevangen raakte in een traditioneel patroon:
“…je moest toch wel altijd proberen meerdere mannen te hebben, want dan viel je niet in die kuil van het zorgzame en het traditionele monogame samenzijn. Het was niet de bedoeling om je helemaal te verliezen in een man.”
Maar deze vrijheid had een keerzijde, want op de faculteit waar alleen mannen lesgaven en de studentenpopulatie voor bijna 100% uit vrouwen bestond, werden regelmatig grenzen overschreden. Docenten die hun positie misbruikten om vrouwen ongegeneerd lastig te vallen of aan te randen. Er zijn talloze voorbeelden en het was een soort publiek geheim, iedereen wist wie zich er schuldig aan maakte. Oud-studente Paulien Boogaard herinnert zich het verhaal van een medestudente: