Maar andere jongeren worstelen met de hoge verwachtingen van het project:
“Het is niet alsof wij de huizen van al deze bewoners kunnen gaan schilderen, of dat we iedereen vloeiend Nederland leren spreken. Daar kunnen we natuurlijk nooit aan voldoen.”
Niene Oepkes en Jan Braat, de bedenkers van het project, realiseerden zich tien jaar geleden dat het niet alleen belangrijk was om asielzoekers te huisvesten, maar dat je ook de zorgen van de buurtbewoners serieus moest nemen.
Het lijkt een controversieel idee, maar de filosofie van het project ontstond uit pure noodzaak. Toen de gemeente Utrecht rond 2015 bekendmaakte in de wijk Overvecht een tijdelijk azc te willen neerzetten, stuitten ze op veel boze wijkbewoners. Die waren ervan overtuigd dat hun wijk al genoeg problemen had.
“Hun kinderen moesten tien jaar wachten op huisvesting en die vluchtelingen, die kregen maar van alles. De buurt zei: we steken de tent in de hens, we gaan knokploegen opzetten. ”
Om de boze Overvechters tegemoet te komen bouwden ze een azc met een koffietent waar de hele wijk welkom was, organiseerden ze cursussen en activiteiten voor wie maar wilde én stelden ze een deel van het azc beschikbaar aan jonge Overvechters die wanhopig op zoek waren naar een kamer. Die aanpak wierp zijn vruchten af:
“Langzaam maar zeker werd het rustiger en merkte de bewaking dat ze steeds minder te doen hadden, omdat het er gewoon gezellig was en mensen praatten en ondernamen met elkaar. De buurt kwam niet aanvallen, er gebeurde helemaal niets geks.”
Maar nu, een decennium later, zijn de tijden veranderd. Er is niet alleen sprake van een enorm tekort aan opvangplekken, er waait ook nog eens een politieke wind door ons land die migratie het liefst zoveel mogelijk aan banden zou willen leggen. Is er nog wel ruimte voor een project dat azc’s wil bombarderen tot een soort wijkcentrum, dat kostbare opvangplekken laat bezetten door Nederlandse jongeren en dat asielzoekers wil helpen integreren nog vóórdat ze een verblijfsstatus hebben bemachtigd?