Freek van Zonsbeek merkt dat zijn vader zich nu, 12 jaar later, nog steeds zorgen maakt over zijn veiligheid:
“Kijk in de Jaren zeventig, toen ik zeg maar opgroeide, toen was het volstrekt normaal voor een man, of volstrekt normaal… Toen kon het heel goed dat mannen, vrienden hand in hand liepen op straat. Dat is in mijn ogen helemaal verdwenen,” zegt zijn vader."
Freek besluit daarom om samen met zijn vader naar de Body Talk te gaan, een queer bar in Utrecht. Als hij hem deze wereld laat zien, wordt zijn vader misschien gerustgesteld. Dat werkt boven verwachting goed, zijn vader vindt het hartstikke gezellig, maar langzaamaan begint er iets aan Freek te knagen. Wat deed die bezorgdheid al die jaren met hem?
“Ik was bezig met het feit, dat zeg ik ook in de brief, dat niemand bang hoeft te zijn dat ik verander. Dat ik dezelfde Freek blijf. Daarmee zet ik mezelf ook een beertje vast. Misschien heb ik die angst van mijn vader onbewust wel overgenomen. En helemaal ongegrond is die natuurlijk niet.”
Langzaam begint hij zich af te vragen of hij misschien toch juist wél de ruimte moet nemen om te veranderen? Hij ontdekt dat een oudoom ook met een brief aan zijn broers en zussen liet weten dat hij na een lang huwelijk toch koos voor de mannenliefde, en hij spreekt een man die destijds heel ondersteunend op zijn mail reageerde. Het zet hem aan het denken. Is hij eigenlijk wel écht uit de kast. Waarin past hij zich bewust of onbewust aan, en, hoe weet je dan nog wanneer je jezelf bent?