De missionarissen van Scheut (Scheut is een gehucht bij Brussel waar de congregatie in 1863 werd opgericht) zijn tot op de dag van vandaag actief in zo’n 25 landen. De levensverhalen van de missionarissen in ruste zijn dan ook zeer verschillend en het komt vaak voor dat zij hun verhalen, bij gebrek aan een referentiekader, moeilijk aan elkaar kwijt kunnen. Een missionaris die zijn leven lang in het hart van Congo heeft doorgebracht zal moeilijk kunnen invoelen wat zijn collega in Japan heeft meegemaakt.
Toch hebben de missionarissen ook een bijzondere gezamenlijke geschiedenis. Als jongens van een jaar of twaalf werden ze door hun ouders bij het klooster afgegeven. In de tien jaren die volgden, leerden ze hoe ze het Katholieke geloof moesten verkondigen, hoe ze een stervende moesten troosten en hoe ze zich verstaanbaar konden maken in een vreemde taal. Ze mochten het klooster alleen verlaten voor drie weken zomervakantie per jaar. Na hun opleiding trokken ze weg naar de afvalhopen en buitenposten van deze aarde. Om daar dertig, soms veertig jaar te leven te midden van de allerarmsten. Ze bouwden scholen, wegen en bruggen, leerden lezen en schrijven, preekten over rechtvaardigheid.
Nu zijn de wereldverbeteraars oud, en terug in Nederland. Achter hen ligt een bijzonder leven in ’s Heren Wijngaard, waarvan de sporen helaas vaak al niet meer zichtbaar zijn. Voor hen een uitgestorven congregatie en een leeg klooster, want missionaris worden is in Nederland al lang geen jongensdroom meer.
Regisseur: Gerald van Bronkhorst