Met een zonnebril op en een bloemetje in de hand loopt hij in de openingsscène over een begraafplaats: een man met een verleden. Beter: een jongen met een verleden. Nog geen dertig en toch al een heel leven achter de rug. Dat begon al direct verkeerd: de ouders van Bruce hadden meer oog voor drugs dan voor hem. Op zijn zesde werd hij naar een internaat gestuurd. Daar ging het van kwaad tot erger. Op een gegeven moment deed de jongen zelfs dienst als leverancier voor zijn ouders.
En toen besloot hij ook nog om een overval te ‘zetten’. Daarbij kwam een man om het leven. Bruce’s vader gaf hem hoogstpersoonlijk aan. ‘Als hij niks had gezegd, was er niks gebeurd, man’, zegt zijn zoon, nog altijd verontwaardigd. ‘Al zou de politie me pakken, ik heb geen DNA daar achtergelaten. Geen vingerafdrukken, niks. Geen getuiges, snap je? Niemand heeft mij gezien. Ik heb acht jaar gehad voor die grap.’
Al te veel zelfreflectie spreekt er niet uit die reactie. Bruce, ruim een jaar uit de gevangenis, heeft moeite om los te komen van wie hij was. Hij wordt daarbij ondersteund door zijn coach Lamyn Belgaroui, die zich als een oudere broer over de ontheemde jongen heeft ontfermd. Ze gaan samen - natuurlijk, zou je bijna zeggen - kickboksen en rappen. En praten over het leven. Gesprekken die zijn gelardeerd met straattermen als parra (gek), osso (huis) en djonko (wiet) en die moeten leiden tot zelfinzicht.
‘Als je de basis niet hebt, geen fundering, kun je niet bouwen, man’, zegt Bruce. ‘Ik denk dat ik daar ook van flip gewoon. Dat ik die basis niet heb, snap je?’ Hij is tevens boos op allerlei instanties, dat ze niks voor hem geregeld krijgen. Lamyn vindt dat Bruce zich beter kan richten op wat hij wél in de hand heeft: ‘Wat kan ik doen om mijn doelen te bereiken? Steek daar energie in, in plaats van dat je energie steekt in shit die allemaal nog niet is geregeld, weet je wel. En van daaruit ga je groeien.’
Dat proces, met horten en stoten, twee stappen vooruit en dan weer één terug, wordt door regisseur Daniel Krikke met compassie gadegeslagen. Het kutventje, dat ‘weinig liefde’ heeft gehad en eigenlijk ‘behandelmoe’ is, probeert zijn (jeugd)zonden weg te wassen. Het is een ontwikkeling die gaandeweg van zijn gezicht is af te lezen. Dat trekt langzaam maar zeker open. De man die hij zou kunnen worden begint erdoorheen te schijnen. En dat is mooi om te zien.