13 maart 2022 Abel Vos
In gesprek met regisseur Tanja Warning
Regisseur Tanja Warning volgt in haar afstudeerfilm de dakloze René en Martina. De film geeft twee verschillende ervaringen van dakloos zijn, maar is bovenal een liefdesverhaal over twee mensen die niet met, maar ook niet zonder elkaar kunnen leven. Hoe kijkt ze terug op dit maakproces? 2Doc.nl sprak deze talentvolle regisseur.
Hoe begon je aan dit project?
‘Ik deed tijdens de eerste coronagolf vrijwilligerswerk bij een opvang voor dakloze mensen in Amsterdam. Daar kwam ik René tegen. Ik hou zelf erg van reizen en rondtrekken. Een vrij leven buiten de gebaande paden. Daarom was ik erg nieuwsgierig naar René zijn levensstijl, die toen al tweeëntwintig jaar lang rond zwerfde. We hebben twee keer afgesproken, de laatste keer was Martina er ook bij. Ik vond ze samen interessant, omdat ze een andere kijk hebben op dakloos zijn. Martina verlangt naar een ‘normaal’ leven met een eigen huis, terwijl René juist trots is op zijn vrije leven. Uiteindelijk gaat deze documentaire over verschillende vormen van dakloos zijn, maar nog meer over de liefde.’
De film speelt zich grotendeels af bij hun tent in een parkje in Amsterdam. Hoe was het om ze daar te volgen?
‘Ik vond het een fijne plek, de vogels floten rustig en het was veelal mooi weer. Ik fietste er regelmatig heen. Ik kwam overdag langs en bleef soms tot ’s avonds laat filmen. Op dat moment waren ze allebei heel verliefd en blij. Ze leken in het moment te leven, elkaars gezelschap leek genoeg en meer werd niet verlangd. Een beetje kletsen of muziek luisteren. René rookte vaak een jointje en Martina dronk soms een wijntje. Gewoon van het leven genieten: het voelde als een idyllische zomer. Toch schets ik het nu wellicht wat te rooskleurig. Er zijn ook momenten geweest dat ik aan kwam fietsen en er ruzie was. Martina wilde op dat soort momenten liever niet voor de camera. René zei dan: ‘Ik kan wel even verderop gaan staan, zodat ik kan vertellen wat er is gebeurd.’ Daar had ik geen behoefte aan omdat het een eenzijdig beeld zou schetsen. Op dat soort momenten stond ik vaak tussenbeide. Dat vond ik een lastige positie.’