Trio Lescano
In de jaren dertig van de 20e eeuw verlaten drie Haagse meiden hun stad om als zangeres beroemd te worden in Italië. Het lukt. Trio Lescano wordt een begrip (nog steeds kennen in Italië mensen het Trio Lescano van toen).
Hun repertoire bestaat uit 'niemendalletjes', liedjes over de pinguïn of de tulp. In het Italië van vlak voor de oorlog komt het trio zelfs in contact met Mussolini. Tijdens de oorlog worden ze ervan verdacht in hun zogenaamd nietszeggende liedjes geheime boodschappen te hebben verstopt voor de vijand.
De dames raken in ongenade en moeten het land verlaten. Toenke Berkelbach maakte een documentaire over het trio en reisde daarvoor onder meer naar Italië.
Met hun ‘Trio Lescano’ waren de drie gezusters Alessandra, Giuditta en Catarina Lescano in de jaren dertig van de vorige eeuw de eerste radiosterren van de EIAR, de voorloper van de Italiaanse staatsradio RAI. Daarnaast waren ze één van de eerste commerciële muzieksterren van Europa; in hun hoogtijdagen verkochten zij zo’n 350.000 exemplaren van hun platen.
De zoetgevooisde teksten van hun liedjes, op melodieën die het midden hielden tussen jazz en lichte muziek, waren in de jaren dertig en begin jaren veertig iedere dag te horen in de Italiaanse huiskamers. De radio was onder het fascisme uitgegroeid tot het belangrijkste medium en dankzij de lieve uitstraling van hun liedjes werden de zusjes de troetelkinderen van een groot Italiaans luisterpubliek.
Ook Benito Mussolini zelf was een groot bewonderaar van de zusjes. Als hij door Rome marcheerde bracht hij, als hij onder hun balkon doorkwam, de Romeinse groet, sloeg zijn hakken tegen elkaar en riep ‘Salve Lescano!’ naar boven. De zusjes Lescano juichten dan vanaf hun balkon terug: ‘Duce!, Duce!’.
Hun plotselinge ondergang, op het toppunt van hun roem in 1943, was een wrange samenloop van omstandigheden in de geschiedenis. Deze ondergang viel samen met de naderend einde van het fascisme en de zusjes werden op het laatste moment het slachtoffer van een regime waar ze tot dan toe de muzikale omlijsting van gevormd hadden.
Sandra, Judith en Katrientje (Kitty) Leschan werden rond 1910 in Den Haag geboren als dochters van een circusjongleur en een operettezangeres. Ook zij begonnen een carrière in het circus in Den Haag, als acrobates.
Begin jaren dertig kwam de oudste, Sandra Leschan, bij het ‘Teatro alla Scala’ in Milaan terecht om daar als acrobate aan een operaproductie mee te werken. Met de muzikale achtergrond van haar moeder en waarschijnlijk dankzij een invloedrijke beschermer lukte het haar om zelf als zangeres te debuteren.
Na enige tijd liet zij haar zusjes Judith en Katrientje (die toen 16 was) uit Den Haag overkomen om in Italië gedrieën het ‘Trio Leschan’ te vormen. Ze begonnen hun carrière bij de EIAR in Turijn en na enig succes daar doopten de zusjes zich om tot het ‘Trio Lescano’. In het begin was hun rol beperkt tot dat van achtergrondkoortje, maar met het succes ‘E arrivato l’Ambasciatore’ zongen ze zich in 1938 - letterlijk - los uit het achtergrondgebeuren en werden ze radiosterren op persoonlijke titel.
Hun komeet schoot omhoog binnen de Italiaanse radio. Toen de drie Lescano’s in 1941 tot Italiaansen genaturaliseerd werden was dat dan ook voorpaginanieuws voor de Italiaanse kranten, waarin de Lescano’s gelauwerd werden als ‘De drie gratieën van de microfoon’, ‘Het fenomeen van de eeuw’ en ‘De drie zusters die het mysterie van de heilige drieëenheid een stem hebben gegeven.’ ‘Maar we zijn altijd het lidmaatschap van de fascistische partij blijven weigeren,’ zou Sandra Leschan later in een interview verklaren.
Ze werden beroemd en ook rijk: 'In 1939, toen Gilberto Mazzi met zijn hit ‘Se potessi avere mille lire al mese’ (Als ik nu eens duizend lire per maand had’) kwam, verdienden wij duizend lire per dag,’ verklaarde Sandra Leschan in hetzelfde interview.
In 1943 werd Noord-Italië door de Duitsers bezet, met Mussolini als leider van de (marionetten)-Republiek van Salò. In Zuid-Italië rukten de geallieerden op. De muzikale wereld en de EIAR-radio waren direct gelieerd aan het fascisme, dus ook daarbinnen ontstond een schisma. De Duitsers vertrouwden de Lescano’s niet, in de eerste plaats omdat zij van oorsprong Nederlands waren.
Toen aan het licht kwam dat hun moeder joods was, werden ze gearresteerd. Ze werden opgesloten in de gevangenis van Genua, met als verzwarende omstandigheid een beschuldiging van ‘muzikale spionage’. Hun liedjes, met name de hit ‘Tulipan’ (Tulpen), een lief liedje over de Hollandse tulpen en molens, zouden onder de zoetgevooisde klanken boodschappen in codes voor de geallieerden aan de andere kant van de ‘Gothische Linie’ bevatten.
Na de bevrijding traden zij op 1 september 1945 nog één keer op voor de Italiaanse radio, een memorabel gebeuren waarvoor de beroemde maestro Alberto Semprini uit Londen was overgekomen om het orkest te leiden. Hierbij droegen zij met pathos het vaandel van ‘radioster’, waarvan zij één van de eerste personificaties waren geweest, over aan de jongere generatie.
Catarinetta Lescano probeerde nog een solocarrière, de andere twee gingen door als ‘Duo Lescano’. Zij deden nog een poging om een come-back te maken in Argentinië onder de, vaak ex-fascistische, emigranten daar. Hier hadden ze nog op bescheiden schaal succes in de kleine kring van nostaglische ‘expats’. In 1987 overleed, als laatste, het oudste zusje Sandra, in armoede in Salsomaggiore in Noord-Italië.