In de jaren twintig van de vorige eeuw werden de eerste televisietoestellen gemaakt. Toch duurde het in Nederland tot 1951 voordat de eerste Nederlandse televisie-uitzending te bekijken was. In een aflevering van Andere Tijden is te zien dat men niet zat te wachten op een nieuw, duur medium. Men zag televisie als iets zeer oppervlakkigs dat misschien ook wel schade aan de gezondheid zou toebrengen.
Opvallend is dat ook de omroepen maar weinig enthousiast waren over de mogelijkheden van televisie. VARA-bestuurslid Lebon verwoordde het als volgt: ‘De omroepen voelen er weinig voor. Zij achten de televisie-experimenten een bodemloze put en willen dan ook slechts zoveel doen, dat de touwtjes in hun handen blijven.’
Ondertussen kwamen er uit de Verenigde Staten steeds meer berichten over de populariteit van televisie. Maar het genre amusement, waarvoor televisie zo geschikt was, bleek niet goed te passen bij de calvinistische volksaard van ons land eind jaren veertig. Was het Nederland van toen wel klaar voor de mogelijkheden van televisie? De dansvoorstellingen die de VPRO eind jaren vijftig uitzond, waarin de kijkers een bloot damesbeen konden zien, zorgde voor woedende reacties over die ‘schandalige seksuele gymnastiek’.
Toch won het medium steeds meer aan populariteit in de loop van de jaren vijftig. De eettafel moest het afleggen tegen de televisie als middelpunt van de huiskamer.
Een filosoof die kritisch reflecteert op de invloed van televisie is Jean Baudrillard. In Simulacrum et simulations (1981) beschrijft hij dat de televisie ons vervreemdt, manipuleert, informeert, en we steeds minder goed weten wat ‘echt’ is.