‘Dat wakkerde een nieuwsgierigheid bij mij aan, want waarom zou je jezelf verstoppen als je zo’n mooi instrument bent?’ Deze nieuwsgierigheid is de aanloop naar een project dat Bijlsma uiteindelijk zeven jaar zou bezighouden: het maken van de documentaire Devil’s Pie: D’Angelo.
Ze was twaalf toen zijn nummer Brown Sugar uitkwam en zeventien toen het album Voodoo eindelijk ter wereld kwam. Van jongs af aan was regisseur Carine Bijlsma (36) fan van muzikant Michael “D’Angelo” Archer. Maar toen verdween hij plots van het toneel.
Het belletje
In 2012 maakte D’Angelo zijn comeback op het podium, na twaalf jaar te zijn weggeweest. ‘Toen hij in Nederland optrad, heb ik het optreden drie avonden achter elkaar bezocht en elke avond was hij weer anders. Doordat hij zo’n open energie en niet van die oneliners had die Amerikaanse artiesten vaak hebben, wist ik dat hij geschikt zou zijn voor een documentaire.’ Naast zijn openheid vindt Bijlsma hem ook simpelweg een geniale muzikant. ‘Hij heeft een onnavolgbare timing en hij brengt muziekstromingen als funk, gospel, R&B en hiphop bij elkaar. Ook heeft hij nooit dezelfde sound. Hij vindt zichzelf steeds opnieuw uit.’
Maar hoe bereik je zo’n grote en ook ontoegankelijke artiest? ‘Ik heb een van zijn achtergrondzangeressen gemaild die na een tijd terugstuurde: ‘He likes your perspective’. En ineens belde D’Angelo me en zei hij dat ik hem mocht volgen.’ Haar reactie: ‘Thanks for calling.’ ‘Je moet proberen een beetje koel te blijven.’
Toch zou het nog twee jaar duren voor ze kon draaien. ‘Het werd steeds uitgesteld omdat D’Angelo’s management wilde wachten tot de komst van het nieuwe album Black Messiah. Wanneer dat is, weet je nooit met hem. Maar ik heb er nooit aan getwijfeld dat het zou gaan gebeuren. Zoals hij zelf zei: ‘It was meant to be’.’
Wereldtournee
Vanaf het moment dat Carine Bijlsma begon met het volgen van D’Angelo en zijn band, werd ze helemaal opgenomen in de groep. ‘Het werd echt een soort familie van mij, met de mensen waar ik close mee ben geworden heb ik nog steeds contact.’ Twee jaar lang was ze onderdeel van D’Angelo’s entourage tijdens zijn Black Messiah-wereldtournee. ‘Ik vloog overal mee naartoe. Rondtoeren als muzikant is een heel gek bestaan. Je weet op een gegeven moment niet meer welk jaar, welke dag of hoe laat het is. Dit heb ik ook in mijn documentaire verwerkt: het is niet chronologisch opgebouwd.’ Bij die tournees was ze onderdeel van het interieur. ‘Ik wilde niet opgemerkt worden. Daarom vroeg ik mensen ook nooit iets opnieuw te doen. Ook houd je er rekening mee wanneer het een goed moment is om te draaien en welke mensen liever niet in beeld willen.’ Tijdens de draaiperiode kwamen ook jeugdhelden als Mary J. Blige, Busta Rhymes en Dave Chapelle langs. ‘Dan dacht ik nog vaak terug aan mezelf als tiener.’
Tussendoor monteerde Bijlsma al delen van de film en stond ze op stand-by stond ze op stand-by voor wanneer D’Angelo weer terug op tournee ging. ‘Na de tour bleef ik meestal wel in Amerika om in de sfeer en in de buurt te blijven. Je wist nooit wanneer je weer kon interviewen.’ Dit was ook een uitdaging voor Bijlsma. ‘D’Angelo heeft in de muziek een onnavolgbare timing, maar is in het dagelijks leven niet zo met tijd bezig. Het wachten op het laatste interview duurde maanden. En ik moest ook het goede moment zoeken waar we het over zwaardere onderwerpen konden hebben. Je doet je diepte-interview natuurlijk niet op de tweede draaidag.’ Tijdens interviews was D’Angelo altijd wel heel open. ‘Hij is een hele introspectieve man en op dat moment was hij ook nog erg op zoek naar zijn eigen balans. Dat maakt het voor mij heel echt.’
Black genius
De documentaire gaat niet enkel over muziek en zeker niet over de rise and fall die D’Angelo doormaakte – in de tijd dat hij uit beeld was, was hij verslaafd en maakte hij een heftig ongeluk mee. ‘Dat vond ik niet interessant. Ik wilde weten waarom iemand die zo succesvol en getalenteerd was toch zo zelfdestructief kon zijn.’ Het antwoord kwam van Questlove – de ex-drummer van de band: ‘Zwarte mensen die uit een arm milieu komen, die niet bij de geprivilegieerden van de wereld horen, en het dan toch ver schoppen, voelen zich schuldig. Daar worstelt elk zwart genie mee, survivors guilt.’ Ook wel de ‘black genius’ genoemd.
‘Voor mij gaat de film hier heel sterk over. D’Angelo kwam uit een arme, sterk religieuze omgeving die erg gevaarlijk was; veel jongens sterven er jong. Maar dan schop je door je enorme talent het naar een nieuwe wereld waarvan je denkt dat die veilig is, maar ook daar halen je (zwarte) helden het niet. Waar kun je dan nog heen? Je kunt niet terug naar waar je vandaan kwam, maar ook niet opgaan in waar je bent. Het is verlammend als je niet weet waar je veilig bent.’
Bijlsma noemt het voorbeeld van Dr. Dre, wiens broer thuis werd doodgeslagen terwijl hij op tournee was. ‘En het is ook onwerkelijk dat jij (D’Angelo) in een vijfsterrenhotel zit terwijl je neefjes niet veilig zijn op straat. Hierdoor ben ik gaan begrijpen waarom hij zich zo terugtrekt, maar ook waarom hij houvast zoekt in muziek en religie.’
Tijdens het maken van de film vond Bijlsma – zelf niet religieus – het daarom ook bijzonder om veel te leren over religie en zich erin te verdiepen aangezien het zo’n groot onderdeel is van het leven van (Afro-)Amerikanen. ‘Ik woonde daarom ook kerkdiensten bij. Niet dat D’Angelo (opgegroeid in een Pinkstergemeente) religieus is overigens. Hij vindt religie juist afleiden van zijn band met God; Jahweh.’
Een kenmerkende scène in Devil’s Pie: D’Angelo is ook Bijlsma’s favoriete scène. Het is het moment waarop D’Angelo alleen is in zijn studio en een Gospellied zingt. ‘Zijn manager zei toen tegen mij dat hij deze scène zo treffend vond omdat het twee dingen zijn waar D’Angelo zeker van is: ‘That he loves music and that he loves God’.