Het gezin krijgt voor minstens twee jaar een ‘regisseur’ toegewezen. Die maakt een plan waarin zorg en straf geregeld worden. In samenwerking dus met tientallen andere organisaties. Tot zo ver de theorie. Om echt een idee te krijgen wat het met – vaak alleenstaande – moeders doet als hun kind in de Top400 wordt opgenomen, kun je de documentaire Moeders kijken. Of lees dit interview van de NOS uit 2019, met een moeder die onder meer zegt: ‘Je leven wordt overgenomen.’
Wie op de lijst staat, krijgt te maken met politiemensen en hulpverleners die vaak niet meer weten dan dat: je staat in de Top400. En dus is het hun taak om je op een bepaalde manier te behandelen, ook al kennen ze je niet en weten ze niet wat je eventueel misdaan zou hebben. Je wordt niet in de eerste plaats in de gaten gehouden door mensen, maar vooral door een systeem. En de laatste jaren hebben we in Nederland veel voorbeelden gezien van zulke systemen die mensen in ernstige problemen brengen. Denk aan de toeslagenaffaire, of aan de veel grotere zwarte lijst die de belastingdienst bleek te hanteren. Een vage verdenking was vaak genoeg voor een vinkje achter iemands naam dat grote gevolgen kon hebben.
‘Waar rook is, is vuur’, denken mensen vaak, ook bij de Top400. Als er steeds weer politie voor je deur staat, als je door je omgeving als crimineel wordt beschouwd, zul je eerder een outcast worden. Daar worden mensen doorgaans niet braver van.
De Top400 zou natuurlijk veel minder problematisch zijn als jeugdzorg eenvoudig, effectief en onomstreden was en alle jongeren op de lijst dankzij de interventies zouden opgroeien tot modelburgers. Maar zo is de praktijk niet, en bovendien zijn er ook principiële bezwaren.