In de 2Doc: Pleistocene Park zie je toegewijde Russen die in het hoge noorden in de weer zijn met grote, harige planteneters. Wat willen ze precies bereiken, en hoe realistisch is dat?

De opwarming van de aarde tegengaan door een ecosysteem uit een veel koudere tijd terug te brengen, dat klinkt niet meteen logisch.

Want het Pleistoceen, een tijdperk dat duurde van ruim tweeënhalf miljoen tot een kleine twaalfduizend jaar geleden, bestond vooral uit ijstijden waarin de aarde zo’n vijf graden kouder was dan nu. Daar horen diersoorten bij waarvoor het klimaat van nu veel te warm is, zou je denken.

In die koude periodes was een groot deel van het noordelijk halfrond bedekt met kilometers dik ijs, tot Nederland aan toe. Gek genoeg lag er in Siberië niet zo’n ijsmassa. Daar was het land, ook in de ijzigste tijden, bedekt met voornamelijk gras: de mammoetsteppe.

Reuzenherten

Het wemelde er van de bizons, paarden en kamelen, plus uitgestorven reuzen zoals mammoeten, wolharige neushoorns en reuzenherten. Wel tienduizend kilo beest per vierkante kilometer, schatten Pleistocene Park-bedenker Sergei Zimov en zijn zoon Nikita in dit wetenschappelijke artikel. Om je een idee te geven: dat is honderd keer zo veel als in het huidige Noorwegen.

Die dieren hielden het landschap open door jonge boompjes en struiken weg te vreten en mos kapot te stampen. Gras kan veel beter dan andere planten tegen zo’n ruwe behandeling, dus was het resultaat een steppe: eindeloze grasvlakten.

Het was een opmerkelijk stabiel ecosysteem, dat ook in de warmere perioden tussen de ijstijden, met ongeveer de temperatuur van een eeuw geleden, steeds bleef bestaan.

En terwijl hij bestond, speelde de mammoetsteppe voor de hele wereld de rol van CO2-stofzuiger. De grassen haalden CO2 uit de lucht, en de koolstof daaruit kwam niet volledig terug.

Koolstofdiepvries

Bovenop de bevroren grond werd steeds een nieuwe laag plantaardig materiaal en dierlijke resten gevormd, die weer bevroor. Dat heeft deze permafrost gemaakt tot een gigantische diepvries waarin nu twee keer zo veel koolstof zit opgeslagen als in de hele atmosfeer.

Waardoor verdween de mammoetsteppe? Lang werd gedacht dat de mens de grote grazers gewoon had uitgeroeid, maar Sergei Zimov pleit voor een subtieler scenario: door bejaging kwam er een kettingreactie op gang.

Wanneer grote grazers met te weinig zijn, kunnen ze het landschap niet meer onderhouden en verandert het in naaldbos, waar ze geen voedsel kunnen vinden, of in toendra, een drassig type landschap met lage, langzaam groeiende planten waarvoor hetzelfde geldt. Zo gooiden de jagers dus hun eigen glazen in.

De mammoetsteppe is verdwenen, maar de koolstof die het landschap heeft opgeslagen zit dus nog wel in de grond. Je moet er niet aan denken dat dat allemaal de lucht in gaat als CO2, of nog erger, als het sterkere broeikasgas methaan. Of eigenlijk moet je daar juist wél aan denken, vinden de mannen van Pleistocene Park.

In het ergste geval kan koolstof uit permafrost de temperatuur van de aarde de komende tachtig jaar met een extra 1,4 graden Celsius omhoogjagen.

Want in het ergste geval kan koolstof uit permafrost de temperatuur van de aarde de komende tachtig jaar met een extra 1,4 graden Celsius omhoogjagen. Dat zou desastreus zijn, dus dat moeten we zien te voorkomen.

En daarvoor moet de mammoetsteppe terugkomen, menen de Zimovs. Want dat kan de dooi van al die permafrost op z’n minst vertragen. Ook dat klinkt niet meteen logisch.

Waarom is gras beter dan bos en toendra? Twee hoofdredenen:

1. Donkere naaldbomen vangen veel meer zonne-energie dan besneeuwd gras en maken het gebied dus warmer. Haal de bomen weg en het witte landschap blijft veel langer koel.

2. Grazers op zoek naar gras stampen sneeuw plat en zorgen daardoor dat de grond in de winter beter kan afkoelen. Een onverstoorde sneeuwlaag zit namelijk vol stilstaande lucht, net als de steenwol waarmee de muren van je huis geïsoleerd zijn. Stamp de lucht eruit en de Siberische winterkou dringt veel dieper in de grond door.

Dat laatste is in het park onderzocht, en hier zijn de resultaten. Korte samenvatting: het werkt. In het koudst van de winter wordt de grond in Pleistocene Park op 90 cm diepte ruim vijf graden kouder dan buiten het park, waar niet gegraasd wordt.

Dus het lijkt best een goed plan om een paar honderd miljoen bizons, rendieren, elanden, paarden, yaks en muskusossen door Siberië te laten stampen. En als het even kan nog mammoeten en wolharige neushoorns, al moeten die eerst nog in het lab tot leven worden gewekt.

Volkskrant-journalist Tom Vennink bezocht Pleistocene Park in 2019 en maakte er deze schitterende longread over.

Kijk 'Pleistocene Park' hier