In de week voor de IDFA-première van ‘Rotjochies’ kan Maasja Ooms met moeite een gaatje vinden voor een interview. Ze zit in de afwerkingsfase van de film en lijkt een beetje vermoeid als ik haar ontmoet, maar haar gezicht glanst zodra ze over de film begint te vertellen. ‘In deze laatste paar dagen komen geluid en kleur heel mooi samen. Ze brengen je nog dichter bij de personages. Het is zo leuk om op die manier de inhoud te versterken.’
Geraakt worden
Na de enorme impact van haar vorige documentaire ‘Alicia’, die resulteerde in meet-ups door het hele land, besloot Ooms er even tussenuit te gaan. Ze had tijdens zo’n bijeenkomst over hoe het anders moest in de jeugdzorg, ene Petra ontmoet. Die vertelde gepassioneerd over haar project met jongeren in Frankrijk, en dat ze daar echt eens langs moest komen. ‘Ik was al van plan om naar het zuiden te gaan, en besloot een paar dagen bij het project van Petra rond te kijken. Ze had blijkbaar tegen de jongens gezegd dat er een documentairemaker langskwam.’ Ooms vertelt dat dat niet is hoe ze werkt, ze maakt geen films over een methodiek; ze moet altijd ergens door geraakt worden. De jongens begonnen zelf over een film en ze vond het een bijzondere setting, dus ze besloot daar vijf dagen te filmen. De regisseur merkte een grote bereidwilligheid bij Petra en de jongens, en kreeg de kans om heel dichtbij te komen. ‘Ik werd al snel geraakt door het verhaal van Mitchel, en herkende er iets in van Alicia; dat je het kind al snel uit het oog verliest. Ik wilde kijken of er een film in zat, en zij konden tijdens die vijf dagen ervaren of het wel fijn voelde dat er een camera zo dicht op die gesprekken zat.’ Als het een ‘nee’ werd, zou ze het materiaal vernietigen, maar het werd een ‘ja’.
Verborgen taal en onuitgesproken tekst
De filmmaker wist dat deze jongens wel toe konden zeggen, maar dat ze daarnaast ook toestemming nodig had van de ouders. Die waren snel om, behalve de moeder van Jeroen. ‘Hij heeft de diagnose van autisme, en het leek zijn moeder geen goed idee om zijn woedeaanvallen open en bloot in beeld te brengen. Dat snapte ik en daarom heb ik hem bewust op de achtergrond gehouden.’ Ooms is vervolgens vijf weken gaan filmen en ging later nog een aantal keren terug naar Frankrijk. Ze deed dit met de haar zo kenmerkende gelijkwaardige benadering. ‘Ik zei: Ik ga jullie niks vragen en hoef niet te weten wat jullie hebben gedaan. Je weet dat als de camera loopt, dat dit potentieel materiaal is. En dan nog mag je het aangeven als je jezelf hebt versproken.’ Het observeren en geen vragen stellen, vindt Ooms de mooiste manier van filmen. ‘Je bent er dan als kijker echt bij. Er zit veel verborgen taal in en onuitgesproken tekst, zeker bij jongeren van die leeftijd.’ Tijdens het draaiproces werkte ze met een ‘participerende camera’, zoals ze het zelf noemt. ‘Als de jongens een grap maakten, stelde ik het lachen uit, maar ik reageerde wel snel nadat ik het shot had. Anders ben je een soort versteende aanwezigheid. Zo konden ze ook tegen mij gekke dingen zeggen, waardoor er meer een band ontstond tussen ons.’
Tekst loopt door onder de afbeelding.