In Drama Girl speelt danseres Leyla delen uit haar eigen leven na, met behulp van acteurs die haar ouders en haar vriend spelen. Voor dit soort films waarbij de grens tussen feit en fictie dun is, is een term in het leven geroepen: de hybride documentaire. Regisseur en scenarioschrijfster Ineke Smits gaf in 2014 op IDFA een workshop over dit begrip.
Of een film bestempeld kan worden als hybride, zit ‘m vooral in het maakproces. Smits: ‘Bij een speelfilm raak je als maker ergens door geïnspireerd, en ontstaat er een idee dat je helemaal naar je eigen hand kan zetten. Bij de klassieke documentaire trek je de wereld in met een bepaald idee, en ga je kijken of je dat idee in de wereld terug kunt vinden. Andersom dus. Bij hybride doe je dat allebei. Zo kun je een documentaire maken waarin je mensen scènes laat acteren, of je maakt bijvoorbeeld een speelfilm waarin mensen zichzelf spelen.’
Films die niet duidelijk in het hokje documentaire of speelfilm te plaatsen zijn, kom je tegenwoordig steeds vaker tegen. In 2016 opende het IDFA zelfs met de hybride documentaire Stranger in Paradise. Volgens Smits gaan we dit alleen nog maar meer zien: ‘De laatste jaren is van alles in elkaar over gaan lopen. Kranten maken videoreportages, boeken worden ingesproken en door de komst van mobieltjes kan in principe iedereen een film maken. ‘
Smits vertelt dit tijdens een Zoom-gesprek vanuit haar huis in Georgië, waar ze jonge filmmakers begeleidt bij hun filmprojecten. Veel van hun films maken gebruik van zowel speelfilm- als documentaire-eigenschappen, soms noodgedwongen. ‘Deze filmmakers hebben vaak geen budget voor een grote crew, acteurs en decor. Daarom moeten ze hun films wel in de realiteit gaan maken’, zegt Smits. En dat is niet alleen zo in Georgië. De budgetten die beschikbaar zijn voor artistieke speelfilms zijn enorm gekrompen. Maar dat is niet altijd slecht volgens Smits: ‘Een groot budget betekent meer sponsoren en meer mensen waaraan je concessies moet doen. Hoe kleiner het budget, hoe meer vrijheid en creativiteit.’
Daarnaast past deze vrije vorm van filmmaken ook goed in de hedendaagse mentaliteit, waarin hokjes opzij worden gezet. ‘Voor de gemiddelde art house-filmliefhebber maakt het niet uit of iets wordt bestempeld als een documentaire of een speelfilm,’ zegt Smits. Zelf heeft ze ook niet zoveel met de term hybride documentaire, al maakte ze er zelf een paar zoals Putin’s Mama en Little Man, Time and the Troubadour. ‘Omdat je alles kunt gebruiken voor zo’n film, kan je er ook niet één label op plakken. Dat is het mooie.’
In 2003 trok de VPRO de documentaire Ford Transit terug van het NFF nadat bleek dat enkele fragmenten in scène waren gezet. Zo worden er schoten gelost en wordt de hoofdpersoon in zijn maag gestompt, maar dat bleek geacteerd. Een woordvoerder van de VPRO stelde: ‘De regisseur heeft zichzelf veel vrijheid gegund. Dat mag, maar dan moet je je film geen documentaire noemen.’ Hoe kon de filmmaker zo de fout in gaan? Misschien heeft het te maken met de druk om iets spannends neer te zetten.
‘Toen ik begon aan de filmacademie kregen we als voorbeeld een 70 minuten lange documentaire over een hippie die in het bos een stoeltje ging maken. Verder gebeurde er niks.’ zegt Smits. ‘Dat zou nu niet meer werken. Mensen willen een verhaal met een dramatische ontwikkeling die eigenlijk typisch is voor speelfilms. Om dat voor elkaar te krijgen moet je je idee in een dramatische vorm gaan vertellen. Als je alles aan de realiteit overlaat weet je nooit wat er gaat gebeuren.’