Akkerman heeft meer dan 30 jaar ervaring in het behandelen van kinderen, jeugdigen en hun ouders. Ze is nog steeds regelmatig betrokken bij (v)echtscheidingsdossiers. Voor 2Doc keek ze de documentaire Verstoten vaders; ‘de film laat een problematiek zien die ik heel vaak tegenkom in mijn praktijk en in dossiers. Voer voor rechters en hulpverleners!'
De wanhoop van de drie mannen in de documentaire Verstoten vaders gaat je door merg en been. Maar de film roept ook vragen op bij kijkers. In hoeverre zijn de verhalen van deze vaders exemplarisch? Hoe kan het dat kinderen als wraakmiddel ingezet kunnen worden in een echtscheiding? En waar doe je goed aan als vader als je in een situatie als deze terechtkomt? 2Doc gaat in gesprek met klinisch kinderpsycholoog dr Marga Akkerman.
Moederverering
‘Rechters en hulpverleners kiezen vaak de kant van de moeder, weet ik uit mijn praktijk, uit verslagen en rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming en van gezinsvoogden. Moeders kunnen het pedagogisch gezien heel bont maken voordat hun opvoedkwaliteiten in twijfel worden getrokken.’ Dat rechters, hulpverleners en jeugdbescherming de kant van de moeder kiezen heeft volgens Akkerman verschillende oorzaken. ‘Om te beginnen zitten er vooral vrouwen in dit type jeugdzorg en als vrouw identificeer je je sneller met andere vrouwen. Daarbij hebben hulpverleners zelf ook vaak de nodige ellende meegemaakt in hun jeugd en ontwikkelen daardoor een “reddersmentaliteit”: ze willen voorkomen dat anderen meemaken wat zij hebben meegemaakt.’ Die mentaliteit kan er volgens Akkerman voor zorgen dat ze een situatie niet objectief kunnen beoordelen. Al snel ontwikkelt zich een tunnelvisie, en tegenspraak wordt niet geduld. ‘Verder zijn het hulpverleners die onvoldoende zijn opgeleid om complexe echtscheidingen adequaat te kunnen begeleiden.’
Een ander groot probleem is dat er niet aan waarheidsvinding wordt gedaan. ‘Wraakzuchtige moeders mogen erop los liegen en dat wordt niet gecontroleerd. De advocaat van Armand zegt dan ook terecht dat het lonend is voor moeder om klachten over hem bij de voogd neer te leggen. Want die voogd controleert niet of het waar is, die gaat zich direct inzetten voor haar.’ Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de klachten van moeders nooit waar zijn, maar Akkermans punt is dat je ze niet blind moet geloven. ‘Het is wel degelijk mogelijk om wijzer te worden over een beschuldiging van seksueel misbruik. Dan moet je gespecialiseerd zijn in een recherche-achtig interview met een kind. Je moet weten welke vragen je moet stellen en hoe je de antwoorden moet beoordelen. Op dit moment kom ik dossiers tegen waarin “deskundigen” direct aannemen wat kinderen zeggen. Zonder vermelding van hun vragen. Zonder vermelding van controlevragen. Bekend is dat kinderen vaak hun ouders naar de mond praten dus geven zij de antwoorden die van hen worden verwacht. En daarop wordt dan een beschuldiging gebaseerd’.
Een andere oorzaak is wat de kinderpsycholoog ‘de moederverering’ noemt. ‘Door onze lange, religieuze traditie gaan wij er als maatschappij vaak nog automatisch vanuit dat de moeder voor het gezin hoort te zorgen en hierin beter is, en vader het geld verdient en hierin beter is. Dat vind je terug in de rechtszaal: tot in de jaren ‘90 kreeg de moeder de volledige voogdij en de vader werd toeziend voogd, zonder enige zeggenschap. Dat is inmiddels niet meer zo, er is nu sprake van gezamenlijk ouderlijk gezag. Desondanks vind ik dat rechters als er gekozen moet worden tussen ouders nog steeds te makkelijk op de hand zijn van de moeder.’
Persoonlijkheidsstoornis
Wat Akkerman het pijnlijkst vindt aan deze casussen is hoe vreselijk het kind hieronder lijdt. ‘Mijn hypothese, gebaseerd op wat ik in mijn praktijk zie, is dat het kind ingezet wordt als wraakmiddel omdat de moeder zich verlaten voelt door de vader en als tactiek om van de andere ouder af te komen. Als je je kind zo weet in te palmen met je leugens dat het de andere ouder niet meer wil zien, heb jij gewonnen. Maar daarmee maak je gruwelijk misbruik van je kind. Het kind kan de leugens van de moeder namelijk niet toetsen bij de andere ouder, want die ziet het niet meer.’ Hoe kinderen daarop reageren loopt uiteen. ‘Er is geen voorspelbare reactie. Het ene kind krijgt klachten als bedplassen, concentratieproblemen en wordt lastig. Een ander kind stort zich helemaal op het schoolwerk om zo een heel goed kind te zijn.’ Als Akkerman kinderen behandelt in haar praktijk waarvan de ouders in scheiding liggen, komen die vooral bij haar om rust te krijgen. ‘Kinderen willen simpelweg dat hun ouders stoppen met vechten en willen hun vader het liefst evenveel zien als hun moeder. Een kind ziet z’n ouders als een twee-eenheid. Als het aan mama denkt, denkt het automatisch aan papa, en omgekeerd. Is er een gevecht tussen zijn ouders, dan wordt die vanzelfsprekende eenheid verbroken en dat vreet aan een kind. Het kan dan zo erg zijn dat het kind er op een gegeven moment voor kiest de andere ouder niet meer te zien in de hoop dat de rust in zijn hoofd terugkeert. Maar hoe onpedagogisch is het als je zo’n keuze via die weg afdwingt? Ik vind het bijzonder pijnlijk dat hulpverleners en rechters hier niets aan doen. Kijk bijvoorbeeld naar het dochtertje van Deepak, dat beplakt met opnameapparatuur bij vader wordt afgeleverd. Hoe kun je dit als rechter accepteren? Als een vader dit zou doen, was hij gelijk het ouderlijk gezag kwijt.’ Opvallend vindt Akkerman dat er wel kritisch naar de vader maar niet kritisch naar de handelwijzen van de moeders wordt gekeken. ‘Je ziet vaak patronen in het gedrag van moeders in geval van vaderverstoting. Het optreden van vaders wordt door de moeder uitvergroot, een kind wordt vijf minuten te laat thuisgebracht en er ligt al een beschuldiging van ontvoering. De moeder stelt zich op als slachtoffer van de vader en benadert de gezinsvoogd als de sterke vriendin die de vader wel eens even op zijn nummer zal zetten. Leugens worden niet geschuwd om de vader zwart te maken. Het gaat hierbij dan om moeders die zelf erg gekwetst zijn in hun jeugd, vervolgens op zoek gaan naar een superbetrouwbare partner en overgevoelig zijn voor afwijzing. Dat rechters en hulpverleners zich laten meeslepen in de angst van de moeder om gekwetst te worden, is zeer ongewenst omdat het ten koste gaat van het contact tussen vader en kind en zijn rol als opvoeder. Klinisch psychologen die in dergelijke zaken de persoonlijkheidsontwikkeling van de moeder onderzoeken, kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het nemen van een verstandige beslissing over de contacten tussen vader en kind.’
Handhaven
De oplossing voor vechtscheidingen en het buitenspel zetten van een ouder is heel simpel volgens Akkerman. ‘De sleutel ligt bij de rechter: die moet gewoon de afspraken handhaven. Je ziet dat de ex-partner van Deepak de omgangsregeling gaat nakomen op het moment dat ze boetes krijgt voor weigering. Gedeeld ouderlijk gezag is een wettelijke verordening en moet daarom simpelweg gehandhaafd worden. Kom je dat niet na dan krijg je een boete. Maar in Nederland zijn rechters nogal eens te soft en nemen ze de klachten van moeders over vaders, ondersteund door de gezinsvoogd, mee in hun uitspraak. Maar wat hebben smoezen te maken met de rechtsspraak? Als ik door rood rijd, krijg ik een bekeuring. Ook al had ik erge haast, is mijn oma ernstig ziek, hebben mijn ouders ruzie, die bekeuring blijft staan. Rechters zijn de sleutelfiguren in de bescherming van het kind: wat is afgesproken, moet worden gehandhaafd.
Ook willen rechters dat ouders beter met elkaar gaan communiceren. Hoe hopeloos is dat! Het vechten vanuit een persoonlijkheidsstoornis gaat niet over. Ik heb een keer samen met een jongetje in mijn praktijk een tekening gemaakt waarin hij zijn ouders vroeg te gaan samenwerken. In plaats van dat ze het serieus namen gingen ze ruziën over bij wie die tekening moest hangen. Regel het ouderschapsplan zo dat die tot het 18e jaar van het kind kan gelden. Dan heeft het kind er zo min mogelijk gezeur over.’