Francio Guadeloupe is afkomstig van Aruba en is vier jaar lang rector geweest van de University of St. Martin, op het eiland Sint Maarten. In Nederland is hij werkzaam als senior onderzoeker bij het Koninklijke Instituut voor Taal, Land en Volkenkunde (KITLV) en als universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam. In zijn onderzoek focust Guadeloupe op processen van dekolonisering.
Wat vond u van de documentaire?
‘Ik vond het een mooie film en prachtig om zoveel verschillende mensen te horen spreken over de slavernij. Wat dat betreft mijn complimenten. Als je me vraagt wat ik in deze film mis, is dat een nuancering in het gesprek over “ras”, racisme en klasse. Klasse gaat over discriminatie gebaseerd op je sociaaleconomische status en racisme gaat, om het heel kort samen te vatten, om discriminerende handelingen, verbaal en fysiek geweld gebaseerd op het foutieve idee dat je de mensheid kunt onderverdelen in rassen. In deze documentaire worden "ras" en klasse bijna aan elkaar gelijkgesteld. Dus witte mensen zijn altijd rijk en upperclass, zwarte mensen zijn altijd arm en tot slaaf gemaakt. Dit klopt gewoon niet. In de tijd van de slavernij leefde bijna de helft van de Nederlanders in krottenwijken. 2 miljoen op een bevolking van 5 miljoen rond 1900, als ik het goed heb. Die 2 miljoen mensen waren dan niet tot slaaf gemaakt, maar heel veel beter was hun situatie ook niet. Daarbij waren zwarte mensen in de 17e tot 19e eeuw niet zonder macht of kracht: op het continent Afrika bestonden grote koninkrijken en machtige Afrikanen. En in de Nieuwe Wereld, al waren de meeste slavenhouders wit, waren er ook mensen van gemixte afkomst, en in mindere mate ook rijke zwarten, die tot slaafgemaakte Afrikanen knechtten. Het is in mijn optiek dus niet juist om huidskleur en klasse gelijk te stellen. De man die in de documentaire zegt ‘ik schaam me voor mijn volk’ moet eigenlijk boos zijn dat de Nederlandse elite hoogstwaarschijnlijk zijn voorouders ook heeft onderdrukt.’