Voor deze korte hybride film sprak van Grinsven meerdere vrouwen met uiteenlopende verhalen over hormonen. De intieme verhalen worden door prijswinnend danser Bodine Sutorius belichaamd in indringende dansscènes op alledaagse locaties.
Regisseur Pien van Grinsven voelde zich jarenlang neerslachtig door het gebruik van hormonale anticonceptie. Toen ze na lang aandringen bij de huisarts eindelijk stopte ging er een wereld voor haar open. Dit werd het startpunt voor haar korte film ‘Hormonaal’. ‘Zelf vergeleek ik het met een grijs beeld wat kleurrijker is geworden.’
Hoe kwam je op het idee om deze documentaire te maken?
‘Het idee kwam eigenlijk vanuit mijn eigen ervaring. Vanaf mijn vijftiende zat ik aan de pil en daarna gebruikte ik een spiraal. Ik leerde mezelf kennen als een enigszins neerslachtig en zwaarmoedig persoon. Destijds dacht ik dat dit gewoon deel uitmaakte van mijn karakter. Toen het een tijdje later echt niet goed met me ging, wilde ik in ieder geval uitsluiten dat het door de hormonen uit de spiraal kwam.
Ik ging naar de gynaecoloog om het spiraal eruit te halen. Ik moest de gynaecoloog écht overtuigen. Een van zijn opmerkingen was 'dat vrouwen nou eenmaal van nature een beetje triestig zijn'. Met het weghalen van mijn spiraal verdwenen ook mijn duistere gedachten. Achteraf vind ik het jammer dat ik dat pas gedaan heb op mijn zevenentwintigste.
Eigenlijk is er in al die jaren dat ik hormonen gebruikte dus nooit een gesprek over geweest. Het werd altijd een beetje weggewuifd als ik erover begon. Ik vroeg me af: is daar verandering in gekomen de afgelopen jaren? En wat zijn eigenlijk de ervaringen van andere vrouwen hiermee? Zo ontstond het idee voor de film.
Voor het onderzoek sprak ik allerlei vrouwen over hun ervaringen met hormonen. Ik merkte toen dat er zóveel mensen zijn die precies dezelfde ervaringen met hormonen hadden als ik. Zelf vergeleek ik het met een grijs beeld wat kleurrijker is geworden. Precies diezelfde vergelijking heb ik van veel mensen teruggehoord. Tegelijkertijd hoorde ik ook veel andere verhalen, waar hormonen bijvoorbeeld juist voor een positieve verandering zorgden.’
In de film zie je de vrouwen niet, je hoort ze alleen terug als voice-over. Waarom heb je daarvoor gekozen?
‘Er waren twee redenen. Aan de ene kant merkte ik dat de ervaringen van vrouwen met hormonen vaak gezien worden als iets individueels. Ik wilde daarom dat mijn film verder ging dan alleen de verhalen van drie vrouwen, maar dat het zou staan voor de verhalen van veel meer vrouwen.
Aan de andere kant merkte ik dat nog niet iedereen zo vrij praat over anticonceptie. Ik hoorde van sommigen dat hun omgeving niet wist dat ze anticonceptie gebruikten en dat ze ook niet wilden dat zij dat wisten. Natuurlijk wilde ik deze verhalen ook laten zien in mijn film, waardoor ik de vrouwen op die manier heb geanonimiseerd. Hierdoor voelden ze zich ook comfortabel om alles te zeggen. Achteraf heb ik van hen vaak teruggehoord dat de gesprekken veel hebben betekend voor ze.’
Interview gaat verder onder de afbeelding.
Hoe ben je op het idee gekomen dans te verwerken in de film?
‘De film draait om ervaringen die zich afspelen in een lichaam. Dat is moeilijk over te brengen. Daarom dacht ik dat het opnieuw belichamen van die ervaringen door middel van dans, uitgevoerd vanuit een ander lichaam goed uiting geeft aan de dingen die gevoeld zijn door die vrouwen. Bodine en ik hebben de choreografie voor de film samen bedacht.’
Interview gaat verder onder de afbeelding.
Wat wil je bereiken met de film?
‘We willen met deze film de problemen rondom anticonceptie op de agenda krijgen. Zo verschenen er de laatste tijd veel nieuwsartikelen dat jonge vrouwen om allerlei redenen hun informatie over anticonceptie van TikTok halen in plaats van de huisarts. Ik vind dat zorgelijk.
Daarnaast wil ik erkenning voor het feit dat we hormonale anticonceptiemiddelen voorschrijven aan een grote groep jonge mensen, terwijl we niet precies weten wat de bijwerkingen zijn. In Nederland zijn vrouwen gemiddeld zestien jaar als ze beginnen met anticonceptie. Er is betere begeleiding nodig en er moet ruimte ontstaan voor gesprekken hierover.’