Op 11 maart 1982 wordt Paramaribo geconfronteerd met militairen die schietend over straat rollen. Een situatie die men wel kent uit andere Zuid-Amerikaanse landen, maar die men in Suriname voor onmogelijk had gehouden.
De couppoging van luitenant Rambocus en collega Hawker lijkt aanvankelijk te slagen, maar mislukt doordat op het kritieke moment een van de manschappen overloopt naar het kamp van Bouterse. In de film vertelt de vader van Djiewansingh Sheombar, een jonge militair die zich na zijn opleiding in Nederland bij Rambocus had aangesloten, hoe dit in zijn werk ging. Even later verschijnen op TV beelden van een gewonde Hawker, die een bekentenis aflegt. Enkele uren later wordt hij standrechtelijk geëxecuteerd. De moord op Hawker vormt een kentering in de houding ten opzichte van de militairen. Blijkbaar zijn de militaire machthebbers in staat om hun tegenstanders zonder vorm van proces uit de weg te ruimen. Niemand weet wie de volgende zal zijn.
Het politiek beladen proces tegen Rambocus zet de tegenstellingen tussen de critici en het regime op scherp. Naast Rambocus en Sheombar staan ook de invloedrijke hindoestanen Sugrim Oemrawsinghm en Robby Sohansingh terecht voor medeplichtigheid aan de staatsgreep. Hoewel hun betrokkenheid niet duidelijk wordt, is het feit dat Sugrim's tweelingbroer Baal Oemrawsingh als politieke leider bij de coup betrokken was, genoeg reden om hem ook op te sluiten. Sugrims echtgenote en de vrouw van Sohansingh vertellen in de film over de spanningen rond hun rechtszaak.
De vooraanstaande strafpleiters John Baboeram, Eddy Hoost en Harold Riedewald nemen in het najaar van 1982 de verdediging op zich. Zij betogen dat Rambocus en de zijnen niet als gewone coupplegers te beschouwen zijn, omdat ze een regime naar huis wilden sturen dat zelf op ondemocratische manier aan de macht is gekomen. Rambocus houdt in zijn 'laatste woord' een vurig pleidooi voor een terugkeer naar de rechtstaat. Hij en de advocaten voeren hun verdediging met zoveel verve dat de zaal elke dag vol zit en er bij de aanwezigen een gevoel van euforie ontstaat. Hoewel de familieleden van de advocaten en verdachten zich zorgen maken, is er ook hoop dat men op deze manier de militairen tot rede kan brengen.
In het najaar wordt de roep om democratie steeds luider. Er vinden diverse demonstraties plaats en de druk op de machthebbers neemt toe, met de derde week van oktober als voorlopig hoogtepunt. Maurice Bishop, de president van Grenada en het grote revolutionaire voorbeeld van Bouterse brengt op 25 oktober een bezoek aan Suriname. De grootste vakbond, de Moederbond onder leiding van Cyrill Daal, kondigt op die dag een algehele staking af. Omdat ook het energiebedrijf staakt, zijn de landingsbanen van Zanderij niet verlicht en heeft het vliegtuig van Bishop grote moeite met landen. Bouterse is woedend. Cyrill Daal wordt gearresteerd en bedreigd, en daarna weer vrijgelaten.
Dan volgt de grote confrontatie: een officiële manifestatie voor Bishop trekt slechts 1500 mensen, terwijl de mensen massaal gehoor geven aan de tegen-demonstatie van de Moederbond. Ter gelegenheid van dit feit doet Bouterse de onheilspellende uitspraak: "Meneer Daal heeft mij de rekening gepresenteerd, ik zal hem contant betalen!" Enkele dagen later worden midden in de nacht op verschillende plekken in Paramaribo mannen van hun bed gelicht. Niemand kan dan nog vermoeden wat hen zal overkomen.