2Doc

De kleine man, tijd en de troubadour

EO

Kunstenaar Sipa Labakhua is troubadour, die met zijn autobiografische poppentheatervoorstelling door zijn geboorteland Abchazië rondreist.

Het soms surrealistisch ogende stuk is gebaseerd op de lotgevallen van zijn vader, zijn held. Hij was een politicus vol idealen die door de oorlog met Georgië met zijn gezin naar Moskou vluchtte, maar daar niet kon aarden. Nu is de zoon teruggekeerd. Hij deelt zijn zorgen met het publiek en ontmoet inwoners uit de steek. Gedreven door de vragen 'Wat is een land? Wat is thuis?' verzamelt hij herinneringen en bespiegelingen van een bont gezelschap - van nationalistische Abchaziërs tot immigranten en kunstenaars.

Regie: Ineke Smits

DocTalks: in gesprek met regisseur Ineke Smits

Helmut Boeijen over de film

‘De kleine man voorzag dat er ruzie zou komen’, stelt Sipa Labakhua in de autobiografische voorstelling De kleine man, tijd en de troubadour van het poppentheater waarmee hij door zijn geboorteland Abchazië trekt. ‘Hij waarschuwde de zijnen, tevergeefs.’ Na de val van de Sovjet-Unie aan het begin van de jaren negentig ontstond er oorlog in de voormalige deelrepubliek waar Labakhua opgroeide en zijn vader, de kleine man, toentertijd een politieke functie bekleedde.

In deze bespiegelende roadmovie volgt Ineke Smits de zelfverklaarde troubadour door het land aan de Zwarte Zee, dat is getekend door de strijd met Georgië. Ze doorsnijdt zijn ontmoetingen met gewone burgers - van een jonge kunstenares die niets begrijpt van patriottisme tot twee zangeressen van traditionele Abchazische liederen - met passages uit zijn surrealistische voorstelling. ‘Dit is een parabel over de tijd die slaapt’, zegt Labakhua daarover in gesprek met zijn publiek. ‘Hij slaapt nog steeds, maar vermoordde mijn vader, hij verzwolg hem. Mijn manier om met slapende tijd om te gaan, is door ermee te spelen.’

Spelenderwijs werpt de poppenspeler, in eendrachtige samenwerking met Smits, elementaire vragen op over hoe we als mensen worden bepaald door onze oorsprong. Is dit land, met z’n Sovjet-flats, idyllische natuur en oorlogsruïnes, nog hun thuis? vraagt Labakhua zich af, terwijl hij door het land rijdt, een agressieve hond afschudt en steeds dichter bij zijn vader, de kleine man, komt. En waardoor wordt een thuisland überhaupt gekenmerkt? Na een lange tocht concludeert de troubadour voor zichzelf. ‘Mijn land is mijn kunst en mijn thuis is mijn talent. Daar zijn geen grenzen.’

Artistieke verbeelding