Nu is het uit den boze, maar tot in de jaren zeventig was het houden van apen als huisdier ook in Nederland niet verboden. Henri Campen uit Den Haag hield destijds orang-oetans.
In Den Haag kon je op straat een orang- oetan op een driewieler tegenkomen. Of op de koffie bij buren, waar een in felgekleurde tuinbroek en dito colletje gehesen chimpansee aan tafel een kop meedronk. Een aapje voor Sinterklaas of verjaardag was een geaccepteerd en lollig cadeau. Die mode was overgewaaid uit Amerika, en Nederlandse dierenwinkels verkochten jaarlijks vele honderden apen. Dat liep meestal fout af, vaak al snel door een dieet gebaseerd op chocolaatjes. En hadden ze dat overleefd, dan bleken het groepsdieren die proberen op te klimmen in de hiërarchie.
Na de eerste schattige jaren komt het moment dat het baasje wordt uitgedaagd, en talrijk zijn de verhalen over echtelieden die elkaar niet meer konden aanraken zonder een aanval te riskeren van hun jaloerse huis- aap. Het beest moest dan de deur uit en wachtte het spuitje als het elders niet kon aarden. Tel daarbij op dat veel apen het leven laten bij het vangen en verzenden vanuit de tropen en het is duidelijk waarom ze hier sinds 1977 vallen onder de verboden uitheemse diersoorten.
Dat verbod maakte de Haagse jurist en masseur Henri Campen nog vlak voor zijn dood mee, hoewel hij misschien een beroep kon doen op de uitsterfregeling voor zijn vier orang-oetans Kayan, Mota, Tebang en Likoe, allen gehuisvest in zijn benedenwoning aan de keurige Gerard Reijnststraat 26a. Dit tot gruwel van de meeste buren, die de desinfecterende lysolwalmen uit het huis niet konden waarderen. In het bijzonder de bovenbuurman werd gek van de krijsende mensapen, die hun vingers door de tralies van de kamerbrede kooi staken en eindeloos aan het ouderwetse stucplafond krabbelden.
In 1973 komt Jan Brusse op televisiebezoek. Campen zit in de kooi en de apen spelen met zijn blote voet. ‘Ik geloof ook zeker dat dit mijn vrienden zijn. Want als je nagaat, het kusjes geven van een kleine orang, het omhelzen, het prettig vinden dat ik even mijn arm om hen heen doe als ze eten, dat bewijst al dat ze eenvoudig vragen naar vriendschap van een mens, die hen praktisch nooit gegeven wordt.’
Na het overlijden van Campen hadden de nieuwe bewoners aan de Gerard Reijnststraat twee jaar nodig om zes ton aan stalen kooien, honderden onwrikbaar vastgemetselde tegeltjes en vijftien jaar lysollucht naar buiten te werken. De orang-oetans vertrokken naar dierentuinen in Europa en Amerika.
Bron: VPRO Gids 45 – 2015, ingekort artikel van Marten Minkema mmv Mat Wijn