Wie zit er achter Fountain, de beroemdste pispot uit de kunstgeschiedenis? De beruchte provocateur Marcel Duchamp beweerde dat het werk van hem was, maar er zijn steeds meer stemmen die het aan een vergeten vrouwelijke kunstenaar toeschrijven: barones Elsa von Freytag-Loringhoven. Barbara Visser, die eerder de kunstdocumentaires The End of Fear en C.K. maakte, gaat in haar nieuwe film op zoek naar de waarheid. Tegelijkertijd doet ze een poging om die mysterieuze ‘barones’, van wie we maar weinig weten, tot leven te brengen.
Kunst in de ogen van de kijker
Visser kwam voor het eerst in aanraking met Fountain tijdens de kunstgeschiedeniscolleges op de Gerrit Rietveld Academie, waar zij fotografie studeerde. Het werk bleef haar jarenlang fascineren, omdat het haar deed beseffen hoe belangrijk de toeschouwer is in het bepalen of iets wel of geen kunst is.
Visser: ‘Als je het als gebruiksvoorwerp beschouwt, is het gewoon een pot om in te pissen. Maar als je het object isoleert en met enige autoriteit zegt: ‘’kijk er nog eens goed naar’’, krijgt het toch een andere aura. Daaruit kun je opmaken dat je ook als kijker het kunstwerk maakt.’
In het geval van Fountain is dat idee volgens Visser erg belangrijk, ‘omdat mensen zich alsmaar blijven opwinden over dit werk. Ze zeggen ‘’dit kan geen kunst zijn!’’, en moeten daardoor ook nadenken over wat kunst dan wél is.’
De film als readymade
Dat Fountain volgens velen geen kunstwerk is, heeft grotendeels te maken met het feit dat het niet door een kunstenaar vervaardigd is. Fountain is een zogeheten readymade, een industrieel voorwerp dat men uit zijn alledaagse context haalt en tot kunst bestempelt door het in een museale omgeving te tonen. Visser doet in haar film iets soortgelijks, door snippets uit allerlei bestaande films, documentaires en reclamespotjes te gebruiken en er een nieuw geheel van te maken.
Visser: ‘Ik wilde dat de film zelf een readymade zou worden, door iets nieuws te maken met bestaand materiaal. Dat collage-achtige past ook heel erg bij de kunst uit die tijd, maar ik wilde kijken wat de readymade vandaag de dag zou zijn.’
Ook is te zien hoe Visser zelf ingrijpt in de film, bijvoorbeeld middels gesprekjes met de editor, die op haar aanwijzingen afbeeldingen toevoegt of lettertypes verandert. Visser: ‘ik hou er heel erg van om mensen mee te nemen achter de schermen. Eigenlijk is het achter de schermen altijd leuker dan voor de schermen, net als dat het op feestjes in de keuken altijd leuker is dan in de zaal. Ik wilde aan de kijker duidelijk maken dat deze film ook ‘’gemaakt’’ is. Dat het geen sprookje is waar je instapt, maar een constructie.’
Glitches in de zoektocht
Hoewel Vissers zoektocht begon met de vraag wie nu de echte maker van Fountain was, verschoof haar aandacht steeds meer naar de vraag wie nou eigenlijk die barones was, waar zoveel over werd gespeculeerd. Aan de hand van beschrijvingen van tijdsgenoten, alsook een schaarse hoeveelheid foto’s, probeerde Visser haar middels animatietechnieken tot leven te brengen.
Dat ging niet zonder horten of stoten. In de documentaire is te zien hoe technologische obstakels en tekortkomingen ervoor zorgen dat een duidelijk, ‘compleet’ beeld van de barones uitblijft. Die problemen met de techniek, die glitches, staan volgens Visser symbool voor de worsteling om iemand uit de vergetelheid halen, maar óók voor de moeilijkheid van het leven van de barones.
Want haar verhaal kent een tragische ondertoon. Ze was, ondanks haar adellijke titel, straatarm en kreeg veel te maken met fysiek geweld. Doomed, noemde ze zichzelf. Men vond haar grappig en interessant, maar ze werd volgens Visser niet écht gehoord of gezien.
Weg met met 'mannelijke genie'
En dat is misschien ook wel om die reden dat Elsa von Freytag-Loringhoven nooit als de ‘auteur’ van Fountain is aangemerkt. In de kunstgeschiedenis is het doorgaans immers het mannelijke ‘genie’ dat met de eer strijkt. Volgens Visser is dat de laatste decennia aan het veranderen.
Visser: ‘Doordat er meer vrouwen en mensen uit andere culturen in de ‘’westerse’’ kunst terechtkomen, zie je dat het hele idee van het autonome genie minder sterk leeft. Er ontstaat een nieuw beeld van het kunstenaarschap, waarin de twijfelaar wat meer naar voren mag treden.’ Een heel wenselijke ontwikkeling, volgens Visser: ‘zo kunnen we steeds meer aanwijzen wat onze blinde vlekken zijn’.