‘In de wetenschap is men het niet altijd met elkaar eens over wat de beste vorm van onderwijs is. Er hebben altijd verschillende opvattingen bestaan’, vertelt Monique Volman.
Ze ziet het niet als iets slechts, dat er geen consensus bestaat over de beste lesmethode en -inhoud. ‘In Nederland kan er veel naast elkaar bestaan. Dat is mooi en bovendien is het uniek. Als je in Frankrijk of Engeland op een ochtend een willekeurige school binnenloopt, dan hebben ze daar precies dezelfde les als de kinderen in een willekeurige school aan de andere kant van het land.’
Dat we het in Nederland anders doen, is te wijten aan de schoolstrijd die hier gevoerd is. In de negentiende eeuw streden de katholieken en protestanten met elkaar. Zij hadden andere waarden, ook voor het onderwijs. Tegelijkertijd waren ze het over één ding eens: ze wilden niet dat de overheid zou bepalen wat voor mensen hun kinderen zouden worden.’
Monique Volman: ‘Op school leer je natuurlijk lezen en schrijven, maar ondertussen leer je ook hoe je je moet gedragen, hoe je een goede burger moet zijn. En hoe moet je je dan gedragen? Daarover verschillen de meningen in Nederland. Het antwoord op die vraag hangt af van zaken zoals iemands levensbeschouwing of -overtuiging’.
De religieuzen wonnen de schoolstrijd. Ze mochten zelf scholen oprichten die de overheid zou financieren. Naast openbaar onderwijs werd andersoortig onderwijs dus ook mogelijk: in het begin waren dat enkel scholen met een katholiek of protestants karakter.
Inmiddels is het scala aan bijzonder onderwijsvormen verder gegroeid. Er zijn bijvoorbeeld Islamitische scholen, Montessorionderwijs, democratisch onderwijs en de Vrijeschool.