Olav woonde jarenlang op een zeilboot. Zijn ramen had hij dicht geverfd, zodat hij niemand hoefde te zien. Hij leefde van 1 euro per dag. Werken, sociale contacten, het lukte niet meer. Na terugkomst uit Bosnië was het normale bestaan hem vreemd geworden.
Begin jaren negentig was Olav korporaal bij de VN-missie UNPROFOR in voormalig Joegoslavië. Hij had de taak om de troepen te voorzien van koffie, drank, sigaretten en snacks en moest daarvoor op de vrachtwagen van Zagreb naar Sarajevo. Levensgevaarlijke tochten waren het, waarbij ze steevast werden beschoten. Of uit de auto gesleurd en bedreigd: “Het eerste wat dan gebeurde was dat je een Kalasjnikov op je kop kreeg en dan begon het geouwehoer, zeg maar…”. Hij vertelt er lachend over, alsof hij nog steeds niet bij het gevoel kan komen dat je bij extreem gewelddadige ervaringen zou verwachten.
Marije Schuurman Hess van Radiomakers Desmet schreef Olav een brief om te vragen of ze langs mocht komen voor een interview. Want nog altijd leeft hij zonder telefoon, zonder internet en zonder deurbel. Het zijn directe gevolgen van zijn tijd in het leger.