Met deze week de volgende documentaires: 'Sta op! En rust' van Bibi Fadlalla, 'Nowhere man' van Jan Willem den Bok en Jaap van Heusden, 'Beelden uit Tuvalu' van Dylan Werkman, 'Look Into My Eyes' van Lana Wilson, 'Ik ben Martin Parr - fotograaf' van Lee Shulman, 'De Heilige Drie-eenheid' van Martijn van de Griendt, aflevering vijf van 'De opvolging' van Willemiek Kluijfhout en 'Maanskyn' van Floor van der Krol en Beatrijs Moolenburgh.

Sta op! En rust (56 min.)

Steeds meer jonge mensen krijgen te maken met een burn-out. Voor Nederlanders met een migratieachtergrond geldt dit in het bijzonder. In Sta op! En rust (56 min.) verkent Bibi Fadlalla met enkele Nederlanders van kleur de problemen die zij ervaren en de mogelijke oorzaken daarvan.

Ze spreekt bijvoorbeeld Chichi Zhang, eigenaar van een social media agency. Haar moeder was tandarts in China en heeft in Nederland haar beroep weer opgepakt, Chichi’s vader werd intussen directeur van een ziekenhuis. Als dochter had zij het gevoel dat ze nauwelijks aan de hoge verwachtingen van haar ouders kon voldoen. Met alle gevolgen van dien.

De wortels van student rechten Vida Asaré liggen in Ghana. Haar broers en zussen zijn ook gebleven in hun Afrikaanse geboorteland. Vida’s vader zag in haar echter de persoon die de familie zou kunnen dragen. Dat zorgde voor een enorm verantwoordelijkheidsgevoel. Ze was jaren alleen bezig met studie en werk – en de angst om vooral maar geen teleurstelling te worden.

Bestuursadviseur Tofik Dibi, oud-Tweede Kamerlid voor GroenLinks, verbaast zich erover hoezeer hij op een gegeven moment in de greep was geraakt van andermans verwachtingen. ‘Dat ik nog aan iemand wil bewijzen dat ik een goeie man van kleur ben’, zegt hij hoofdschuddend. ‘Of een goeie Nederlander, een goeie Marokkaan of moslim, een normale homo…’

Verder heeft ondernemer Manouschka Bottse, die als negenjarige over kwam vanuit Suriname, ervaren dat een vrouw van kleur in Nederland altijd met een achterstand begint. Die ervaring deelt ze met Jessica de Abreu. Als kind van De Bijlmer voelde zij altijd de druk om te presteren. Drie masters volstonden niet om dat gevoel onschadelijk te maken.

Fadlalla maakt dit idee, dat je altijd tekort schiet, voelbaar in deze bijna tactiele film. De persoonlijke verhalen van haar hoofdpersonen zijn omlijst met een wirwar aan flikkerende beelden, pling-geluidjes en statements van influencers, opinieleiders en celebrities. Zij benadrukken het belang van hard werken, jezelf bewijzen, tegenslagen slikken, nét een stapje verder gaan...

En als ze zulke wijze raad niet willen aannemen van pak ‘m beet Kim Kardashian, Denzel Washington of Beyoncé, dan is er nog altijd een ‘inner voice’, ingesproken door Yannick Jozefzoon, die zich persoonlijk tot hen richt. ‘Die opofferingen zijn het waard’, houdt 'ie hen vol overtuiging voor. ‘En je moet niet vergeten: je ouders zijn niet voor niets naar Nederland gekomen.’ 

Naarmate de film vordert, wordt Jozefzoons toon valser – en zijn venijnige boodschap nauwelijks meer te negeren. Totdat die alles om zich heen leegzuigt. ‘Je wilt niet die luie Marokkaan zijn, hè?’ klinkt hij bijvoorbeeld ronduit sardonisch, met veel echo op zijn stem. ’Of die Surinamer die altijd te laat komt?’ Na een korte stilte: ‘Hell no! You’re gonna miss out.’ 

Zo maakt Sta op! En rust treffend invoelbaar welke druk Nederlanders met een migratieachtergrond, vanuit hun omgeving en zichzelf, kunnen ervaren en hoe ’t uiteindelijk bijna onvermijdelijk kan worden dat ze daaronder bezwijken.

Nowhere man (30 min.)

In al hun jeugdige overmoed reden ze in 1998 gedrieën in een grijze deux chevaux naar Frankrijk om een roadmovie te maken over hun vriendschap. Het werd een mislukking, met veel gedol, gekibbel en gedoe. Géén film in elk geval. De 24 tapes verdwenen in een allengs vergeten doosje, met het idee dat ze er nooit meer uit zouden komen.

25 Jaar later is hun vriend Rob overleden en beschikken Jan Willem den Bok en Jaap van Heusden nog altijd over de tapes met opnames van die roadtrip naar nowhere. Wat vertellen die oude beelden over wie ze waren en zijn, hun onderlinge band en de eigenzinnige vriend die ze mettertijd een heel klein beetje uit het oog zijn verloren?

Hij wordt ongetwijfeld bedoeld met Nowhere man (30 min.), de titel waaronder ze dat oude materiaal nu presenteren. En daarin zingen ze natuurlijk ook even mee met de gelijknamige Beatles-klassieker. ‘Doesn't have a point of view’, klinkt het dan, rijdend in die eend door de nacht. ‘Knows not where he's going to. Isn't he a bit like you and me?

Rob was zo te zien een excentrieke jongeling. Iemand die worstelde met zichzelf en het leven, zo valt ook af te leiden uit de voicemail-berichten die Den Bok en Van Heusden in het hier en nu uitwisselen en waarmee ze al dat oude materiaal een beetje inkaderen. Een heel klein beetje. De kijker ervan wordt verder grotendeels aan z’n lot overgelaten.

Deze documentaire is de ode aan hun vriendschap geworden die de oorspronkelijke film had moeten zijn. Aan de jeugd ook, waarin ze elkaar hebben gevonden. Voor een buitenstaander is ’t best lastig om daar vat op te krijgen. De gesprekken en activiteiten, met ook enkele voicemails van Rob zelf uit latere tijden, lijken lukraak bij elkaar geklutst.

Dat is natuurlijk niet zo – er vormt zich onderweg wel degelijk een soort verhaal over die reis en daarmee ook een portret van de man die daarvan het neurotische middelpunt was – maar het kost best veel kruim om naar die serie snapshots van jeugdige branie, onbezonnenheid en twijfel te kijken en daaruit de essentie te destilleren.

Beelden uit Tuvalu (25 min.)

Ze gaan er eens goed voor zitten. Gewone Nederlanders, in hun eigen woonkamer. Benieuwd naar wat Dylan Werkman hen gaat voorschotelen op hun eigen televisie. ‘Tuvalu?’ zegt een vader even later, bij beelden van een strand waar de golven wild tegenaan klotsen. ‘Ik ga het wel opzoeken’, zegt zijn tienerzoon.

‘Het tropische eiland Tuvalu verdwijnt langzaam in de Stille Oceaan’, leest een man in een andere huiskamer vanaf z’n mobiele telefoon voor aan zijn vrouw en drie kinderen, die tussen hen in op de bank zijn gekropen. ‘Als de klimaatverandering zo doorgaat, komt het nog deze eeuw, over vijftig of zestig jaar, volledig onder water te staan.’

Waarna een jonge man, in alweer een andere Nederlandse kamer, tegen de vrouw naast hem op de bank zegt: ‘Ja, dit zal wel weer zo’n zielig verhaaltje zijn, of zo’. Op Beelden uit Tuvalu (25 min.) is het bedreigde eiland te zien. Het aandoenlijke gezin Nagatalevu in het bijzonder. Vader, moeder, zoon en dochter springen en spelen in het woeste water.

In hun dagelijks leven hebben Tuvaluanen constant te maken met de stijging van de zeespiegel. De straten staan permanent blank, in huis moet alles omhoog gezet worden en aan de kust kan het ronduit gevaarlijk zijn. ‘Het is heel ver van mijn bed’, zegt een Nederlandse vrouw nochtans. ‘Ik kan me niet overal zorgen om maken.’

Zij spreekt uit wat menige Nederlander denkt – áls 'ie al denkt aan plekken zoals Tuvalu. Die onverschilligheid maakt Werkman treffend zichtbaar. Zijn kijkers hebben al genoeg aan hun eigen problemen. Een enkeling legt nog wel de link met onze dijken. Want zonder zou Nederland wel eens hetzelfde lot beschoren kunnen zijn als Tuvalu.

En dan tovert hij in deze interessante korte film nog een konijn uit de hoge hoed, dat z’n Nederlandse hoofdpersonen bijna dwingt om zich persoonlijk tot die sympathieke Tuvaluaanse familie te verhouden. Kan hij daarmee empathie afdwingen? En wat vinden de Nagatalevu’s eigenlijk van de lui die hen bekijken vanuit ons kikkerlandje?

Look Into My Eyes (98 min.)

Na een readingsessie waarin hij met een suggestie is gekomen die al snel helemaal dood slaat, lijkt de New Yorkse helderziende Per Erik Borja het even helemaal kwijt te zijn. ‘Twijfel je wel eens aan wat je doet?’ vraagt documentairemaakster Lana Wilson hem naderhand. ‘Vraag je je wel eens af of het echt is?’ Per Erik begint direct te glimlachen. ‘De hele tijd’, zegt hij. ‘Ik geloof nooit helemaal in de dingen die ik zeg. Als het niet lukt, vind ik mezelf waardeloos: dit is niet echt, ik ben een eikel. Dat is geen fijn gevoel.’

In Look Into My Eyes (98 min.) kijkt Wilson mee bij de gesprekken van zeven mediums uit New York. Hun cliënten – veelal midden in beeld gezet, waardoor ze recht in de camera kijken – melden zich met uiteenlopende vragen. Waar heb ik op mijn sterfbed spijt van? Hoe ziet mijn leven er over tien jaar uit? Waarom ben ik geadopteerd? Heeft mijn overleden vader een boodschap voor mij? Wat probeert mijn kat mij te vertellen? En hoe vindt mijn betovergrootvader dat ik moet omgaan met zijn verleden als slaaf?

Het zijn intieme sessies waarbij de paragnosten spreken namens overleden (groot)ouders, mensen die hen pijn hebben gedaan of huisdieren. Ieder heeft z’n eigen tone of voice. De één formuleert bedachtzaam, een ander gaat recht op z’n doel af. Ze treffen regelmatig doel: de mensen die tegenover hen hebben plaatsgenomen, voelen zich dan duidelijk gezien en reageren emotioneel. Soms reageren ze echter ronduit verbaasd op wat er van ‘andere zijde’ tot hen komt. Dan slaat de paragnost de plank volledig mis.

Wilson verdiept zich ook in de personen achter de mediums. Stuk voor stuk hebben ze een creatieve achtergrond. Ooit wilden ze acteur, kunstenaar, zanger of (scenario)schrijver worden. Soms willen ze dat nog steeds. Het zijn performers, die zich een wel heel opmerkelijke vorm van improvisatietheater eigen hebben gemaakt. Daardoor staan zij heel erg ‘open’ en lijken ze ook in staat om andermans gevoelens te ‘channellen’. En net als gewone stervelingen worstel(d)en ze gedurig met het bestaan.

Lana Wilson is er duidelijk niet op uit om haar hoofdpersonen te ontmaskeren of om te ontdekken wat er precies wel of niet klopt van wat ze hun clientèle vertellen. Ook zij lopen geblinddoekt de toekomst tegemoet – al lijken ze zo nu en dan even tussen de kieren door te mogen kijken. Mensen denken dat we alle antwoorden kennen en weten waarom iets gebeurt, stelt Peter Erik Borja. ‘Maar als het om ons eigen leven gaat en om dingen waar we een emotionele band mee hebben dan zijn we net zo blind.’

Dat zoeken tussen weten en niet weten, als een gids die eigenlijk de weg of eindbestemming ook niet kent, is intrigerend om te zien. Daarmee wordt Look Into My Eyes ook een film over afstemmen en contact zoeken, met de ander en jezelf. En over het accepteren van het onacceptabele en het leven met het onweetbare.

Ik ben Martin Parr - fotograaf (52 min.)

Gniffelen mag. Om de openingssequentie van Ik ben Martin Parr - fotograaf (52 min.), met iconische beelden van de Britse fotograaf. Om het friet etende gezin op een rood bankje, bij een vuilnisbak die niet op z’n taak is berekend. Om het oudere echtpaar dat elkaar nauwelijks een blik waardig gunt in een sfeerloos restaurant. Om de helblonde hanenkam voor een typisch Britse telefooncel. Om de groep nette heren met een zwarte bolhoed, die ogen als overjarige Daltons. En om de baby die er nog nét bij past in de helemaal volgestouwde winkelwagen.

Typisch Martin Parr. Door regisseur Lee Shulman bovendien opgediend met een snuifje punk: White Riot van The Clash. ‘Hij heeft gedaan wat Charlie Chaplin in de stomme film deed’, stelt Parrs collega Mimi Mollica. ‘Komedie en tragedie ineen. Dat bestond nog niet in de fotografie.’ Martin Parr ziet zichzelf echter niet als een humoristische fotograaf. ‘Het leven is gewoon vreemd en grappig.’ En dus zit zijn werk vol met zowel de schoonheid als de lulligheid van het bestaan. Het duurde alleen even voordat dit op waarde werd geschat: anderen verdachten de fotograaf ervan dat hij gewone mensen te kijk zette.

Dat werd pijnlijk duidelijk toen hij in de jaren negentig lid wilde worden van Magnum Photos, het toonaangevende fotografencollectief. De helft van de leden zou ermee stoppen als Martin Parr werd toegelaten, de andere helft als er géén plek voor hem zou zijn. ‘Cultuur heeft iets tegen humor, terwijl humor de cultuur juist tempert’, schampert kunstenaar Grayson Perry daarover. ‘Dat wordt zo onderschat. Er zit zoveel performatieve ernst in de kunst. Mensen denken dat ellende belangrijker is in de kunst dan humor. Humor houdt gewichtigdoenerij en fanatisme binnen de perken.’

Terwijl zijn echtgenote Susie Parr, kunstkenners en collega’s zoals Bruce Gilden, Kavi Pujara en Harry Gruyaert hun licht over hem laten schijnen, toont Shulman hoe Parr, die ernstig ziek is geweest en zich geregeld voortbeweegt met een rollator, onvermoeibaar aan het werk blijft. Hij lijkt overal in de publieke ruimte wel wat van zijn gading te kunnen vinden: in restaurants, op de dansvloer, aan het strand, in een speelhal, achter het stuur of op de markt. ‘Niet lachen, normaal kijken’, zegt hij dan tegen de mensen voor zijn camera en legt hen vervolgens op hun paasbest, allergewoonst of ongemakkelijkst vast.

Volgens eigen zeggen wil Parr ‘de vrijetijdsbesteding van diverse klassen in de westerse wereld vereeuwigen’. Zo heeft hij meteen de wegkwijnende arbeidersklasse in Thatchers Engeland te pakken gekregen en later ook de consumptiemaatschappij en het internationale toerisme van onvergetelijke beelden voorzien. Op die manier heeft de onverzadigbare fotograaf, in de woorden van bassist Mark Bedford van de Britse skaband Madness (die natuurlijk niet ontbreekt in de lekker rafelige soundtrack van I Am Martin Parr), de wereld vastgelegd zoals die was. ‘En niet zoals hij ‘m wilde hebben.’

De bonte kermis aan beelden in dit joyeuze portret zorgt er zelfs voor dat het gewone leven, zoals eenieder van ons dat elke dag aantreft als ie z’n huis verlaat, verdacht veel op een Martin Parr-foto begint te lijken.

Maanskyn (35 min.)

Maanskyn speelt zich af in het Balule Nature Reserve in Zuid-Afrika. De documentaire volgt Tsakane, een 27-jarige ranger van de Black Mambas. ’s Werelds eerste vrouwelijke en geweldloze anti-stroperij-eenheid. Via een brief aan haar toekomstige zelf ontdekken we zowel haar dappere als kwetsbare kant.

De opvolging (6x35 min.)

Vijf kijktips tijdens Movies that Matter

Vier kijktips in april