‘Do you even want me here?’, vraagt pianist Djuwa Mroivili ten overstaan van een spierwit seniorenpubliek in het RCO House, de thuisbasis van het Amsterdamse Concertgebouw. Het publiek heeft net naar haar uitvoering van een compositie van Franz Schubert heeft geluisterd. Hoe komt het dat Djuwa, in het licht van het huidge diversiteitsbeleid, juist in zo’n witte, elitaire ruimte geprogrammeerd wordt? Wat is het effect van het spelen in zo’n ruimte op haar als podiumkunstenaar? Dit soort vragen vormen het uitgangspunt van Naomi Whites korte documentaire Als ik zelf de zon ben, die tijdens NFF 2023 genomineerd werd voor een Gouden Kalf.
In ‘Als ik zelf de zon ben’ volgt filmmaker Naomi White podiumkunstenaar en klassiek pianist Djuwa Mroivili, die haar weg binnen de conservatieve, witte wereld van de klassieke muziek zoekt. Het eindresultaat is een intiem makersportret, met zowel pijnlijke als hoopvolle bevindingen. ‘Ik moest erin blijven geloven dat de film namens mij zou spreken. Dat ik het ergens voor deed. Ik geloof nu dat dat gelukt is.’
Eigenlijk had White een ander soort film voor ogen: ‘Ik wilde een licht absurdistische, observerende film over diversiteit en inclusie in de kunstwereld maken. De wijde, langlopende shots uit de documentaire En nu verandert er langzaam iets van Menna Laura Meijer, over de hedendaagse coachingscultuur inspireerden daarbij me enorm. Ook wilde ik iets doen met van die ongemakkelijke panelgesprekken over diversiteit binnen organisaties, zoals je die ook in White Balls on Walls van Sarah Vos over het Stedelijk Museum Amsterdam ziet.'
Overweldigende aandacht van prestigieuze instellingen
In eerste instantie wilde Naomi White meerdere makers van kleur uit verschillende kunstdisciplines volgen. Toen ze Mroivili ontmoette, gooide ze haar plan om. White: ‘Mijn intentie was om haar één van de hoofdpersonen te maken, maar na ons eerste gesprek dacht ik meteen: in haar verhaal zit eigenlijk álles. Als klassiek pianist bevindt Djuwa zich in een extreem conservatieve wereld waar ze constant te maken krijgt met microagressie en racisme. Het is voor haar niet makkelijk om zich in deze wereld te bewegen.’
‘Tijdens haar studie aan het conservatorium voelde Djuwa zich ongezien en niet serieus genomen, omdat ze graag meer stukken wilde spelen van vrouwelijke zwarte componisten. Maar in 2020 kwam de Black Lives Matters-beweging op gang en kreeg ze ineens heel veel aandacht van allerlei prestigieuze instellingen. Dat was overweldigend, maar ook pijnlijk. De moord op George Floyd veroorzaakte een ripple effect dat zelfs impact op haar carrière had. Dat is best wel bizar.’
Racisme en microagressies: zichtbaarheid beschermt je niet
Het eerste gedeelte van Whites film staat in het teken van de Mroivili's kunstenaarschap en de interacties tussen haar en het publiek. White volgt haar tijdens twee van haar optredens: het eerste in het RCO House en het tweede in Museum Van Loon, in het kader van de Black Achievement Month.
White: ‘Ik was vooral geïnteresseerd in de momenten voor en na haar optredens. Op die momenten kwamen de dubbelzinnigheden en het racisme het duidelijkst naar voren.’ Zo zien we dat een man aan Mroivili vertelt dat hij gedurende het optreden de hele tijd aan Nina Simone moest denken. Voor Mroivili een wrange vergelijking, omdat Simone tevens een zwarte pianist was die het liefst klassiek wilde spelen, maar tegen racisme aanliep. Even later zien we een vrouw die Mroivili, middenin een gesprek, ongegeneerd vraagt of ze even aan haar haar mag voelen.
White had er rekening mee gehouden dat mensen door de aanwezigheid van haar en haar crew anders zouden reageren en had daarom een back-up met ingesproken anekdotes van Mroivili gemaakt. White: ‘Die bleken uiteindelijk helemaal niet nodig. Het gebeurde gewoon voor onze neus. En we hebben het ook nog eens op camera gevangen. Zelfs na afloop van een optreden in samenwerking met de organisatie van The Black Achievement Month is Djuwa niet beschermd tegen uitingen van racisme. Ze komt zo tot de conclusie dat zichtbaarheid je niet beschermt.'
Ook voor White, die Mroivili dicht op de huid zat, was het niet makkelijk om dit van achter haar camera te zien gebeuren. ‘Dan kom je in een complexe moraliteitskwestie. Ik wilde eigenlijk mijn mond opentrekken en Djuwa een knuffel geven, maar ik moest mijn gevoelens en impulsen uitschakelen en deze uitstellen tot het filmen klaar was. Ik moest erin blijven geloven dat de film namens mij zou spreken. Dat ik het ergens voor deed. Ik geloof nu dat dat gelukt is.’
Na het filmen van deze pijnlijkheden, besloot White een pauze in het filmproces te lassen. White: ‘Alles was nu écht: het stond op camera. Dat was fijn, maar ik wist dat ik niet alleen maar pijn in de film wilde tonen. En dat gold ook voor Djuwa, dus vanaf dat moment hebben we meer overlegd over wat we zouden filmen. De vraag was voor mij nu: hoe tonen we niet enkel de pijn, maar ook hoop?'
Waar in 1883 de koloniale wereldtentoonstelling was, staat nu het Concertgebouw
Later in de documentaire zien we dat Mroivili historisch archiefonderzoek doet naar de Wereldtentoonstelling van 1883 in Amsterdam, die op de plek van het huidige Museumplein werd gehouden. Ze ontdekt schokkende paralellen tussen dat evenement en haar eigen werkleven.
De Wereldtentoonstelling stond in het teken van de koloniale handel en er werden mensen uit de Nederlandse kolonies tentoongesteld. Op de plek waar nu het Concertgebouw staat, stond destijds een tent waarin mensen werden ‘gepresenteerd’ als een soort artefacten uit een andere wereld. Sommigen van hen maakten daar ook gedwongen muziek.
Veel van de foto’s die we van deze tentoonstelling kennen, werden gemaakt door de Franse antropoloog Roland Bonaparte, die hij gebruikte voor pseudo-wetenschappelijk onderzoek in de trant van de rassenleer. White: ‘De mensen op de foto’s uit het online stadsarchief hebben daar natuurlijk helemaal geen toestemming voor gegeven. Vaak zijn hun namen ook niet eens terug te vinden. Op een gegeven moment besefte ik me: als ik die archieffoto’s in mijn film wil gebruiken, dan moet er wel een duidelijke laag tussen zitten. We hebben het toen van Djuwa’s laptop gefilmd om zoveel mogelijk afstand te nemen van de blik van de fotograaf.’
White: ‘Djuwa was heel geïnteresseerd in die tentoonstelling omdat deze plaatsvond op de grond waar zij veel voor haar werk komt. Wat ik zelf een heel mooie uitspraak van Djuwa vind, is: ‘’zichtbaarheid beschermt je niet.’’ Er lijkt veel interesse in zwarte mensen en hun talenten te zijn, maar veel minder in de persoon erachter. Natuurlijk zijn de ervaringen van de mensen uit die wereldtentoonstelling en die van Djuwa niet één op één te vergelijken, maar je ziet de doorwerkingen ervan in de huidige programmering van klassieke muziek.'
Een nieuwe weg met meer vrijheid
De opeenstapeling aan gebeurtenissen en bevindingen doet Mroivili besluiten om een nieuwe weg in te slaan, waarbij ze niet langer volledig naar de pijpen van de grote instituties hoeft te dansen. Zo werkt ze in de film aan haar eigen, gedeeltelijk pianoloze performance, waarin ze de rol van dominatrix aanneemt om zo over machtsverhoudingen in de kunstwereld te praten. Ze breekt zich niet helemaal los van de wereld van de klassieke muziek, maar kiest er wel voor om zichzelf centraal te zetten. De film eindigt met een citaat van de vermaarde Senegalese filmmaker Ousmane Sembène: ‘Waarom zou ik als een zonnebloem naar de zon draaien, als ik zelf de zon ben?’
White: ‘Je bent als kunstenaar altijd afhankelijk van instituten die het geld hebben om jou te financieren en programmeren, dus je kunt je er niet helemaal van afsluiten. Je hebt daarentegen wel controle over hoeveel je van jezelf aan zo’n instituut wil geven en hoe afhankelijk je je daarvan wil opstellen. Djuwa kiest er bijvoorbeeld voor om haar eigen artistieke ontwikkelingen ook op andere manieren te ontplooien. Ze blijft echt nog wel in het Concertgebouw spelen, maar wellicht ook in het Bijlmertheater - mogelijk zelfs zonder piano. Het belangrijkste is dat ze de vrijheid pakt die ze nodig heeft.’