Peter van Maaren is met zijn gekleurde blouses, krulsnor en opvallende bril een bijzondere verschijning. Hij groeide op als katholieke jongen in Groningen, naar eigen zeggen ‘aan de verkeerde kant van het spoor’, is openlijk homoseksueel en bekeerd tot de islam.
Docent Peter van Maaren, homoseksueel en bekeerd tot de islam, geeft workshops over seksuele, culturele en religieuze diversiteit op scholen. In de korte documentaire 'Ik zeg je eerlijk' (NTR) van Eva Nijsten is te zien hoe hij gevoelige onderwerpen bespreekbaar maakt.
2Doc.nl sprak Van Maaren over zijn missie, ervaringen tijdens de lessen en deelname aan de documentaire.
Persoonlijk contact
In Ik zeg je eerlijk is te zien hoe Van Maaren zijn workshops aan vier verschillende klassen geeft. Hij stelt zichzelf voor, verwelkomt alle ‘jongens, meisjes en non gender identified persons’ en kondigt aan dat hij lesgeeft over seksuele, culturele en religieuze identiteit.
Die beelden wisselen af met close-ups van de door scholieren bekraste tafelbladen en bekladde muren. Interviews met Van Maaren of de leerlingen bevat de film niet: we zien de docent aan het werk en zijn interactie met de jongeren.
Dat er een camera meekeek, deed de docent weinig, zegt hij. Van Maaren: ‘Ik ben vaker voor de camera verschenen, dus heb daar geen moeite mee. Wat betreft mijn leerlingen: ik ben vooral bezig met persoonlijk contact met hen maken, want zij moeten zelf hun verhaal vertellen. Daardoor zijn ze met mij bezig en niet met de camera, die speelde geen enkele rol.’
Seksuele diversiteit in het onderwijs
Van Maaren besteedt vanaf het begin van zijn docentencarrière aandacht aan seksuele diversiteit. ‘Al in de jaren ‘70 op de lerarenopleiding viel het me op dat er geen aandacht voor was. Bij het vak pedagogiek sloeg de leraar bijvoorbeeld het hoofdstuk over homoseksualiteit over. Toen ik dat zag besloot ik om zelf die lessen te maken en geven.’
Van Maaren: ‘Leerkrachten konden op de school waar ik werkte wel zeggen: “Mijn naam is Jan, ik ben getrouwd en ik heb vier kinderen.” Maar ik moest mijn mond houden, want mijn seksuele identiteit als homo was wél een privéaangelegenheid. Daarom gaf ik op mijn eigen school al voorlichting. Ik was daarbij open en eerlijk over mijn eigen achtergrond. Dat konden de leerlingen waarderen.’
Van Maaren ziet nog steeds dat er weinig aandacht is voor seksuele diversiteit in het onderwijs: ‘Tijdens mijn workshops blijkt elke keer dat leerkrachten er niet voor worden opgeleid. Ze moeten zelf maar bedenken dat het belangrijk is. Bovendien denken veel heteroseksuele docenten er niet over na, want ze behoren niet tot die minderheidsgroep.’
Daarnaast ziet Van Maaren veel angst bij leerkrachten: ‘Ze weten niet hoe ze dit onderwerp aan de orde moeten stellen bij leerlingen met een bi-culturele achtergrond en dus wordt het onderwerp vaak helemaal vermeden.’
De taal spreken
Van Maaren heeft er, als bekeerd moslim, geen moeite mee om het gesprek aan te gaan met bijvoorbeeld islamitische leerlingen. ‘Ik gebruik het feit dat ik moslim ben om deze leerlingen te bereiken’, vertelt hij.
‘Ik spreek hun taal en maak grapjes. Zo gebruik ik het Marokkaanse woord voor homo als ik het over homoseksualiteit heb. Dat doe ik ook in andere talen, van Surinaams tot Servisch. De meesten zien de humor in van de manier waarop ik de lesgeef en stellen zich open.’
De lessen verlopen niet altijd harmonieus. ‘Afgelopen vrijdag nog,’ blikt de docent terug. ‘Dat gebeurt niet als je met een camera aankomt, dus dat zie je niet in de documentaire. Ik was op een school waar ze twee probleemklassen bij elkaar voegden voor mijn les. Dat werd chaos. Boze, scheldende leerlingen die zich door mijn les beledigd voelden in hun geloof. Zodra een leerling dat zegt, zie ik vaak dat docenten in de stress schieten en het onderwerp laten gaan.’
Dat weigert Van Maaren. Hij kiest ervoor de leerlingen aan te spreken op hun geloof: ‘Ik zei: “Ik heb geleerd dat je als moslim heel veel dingen met respect met elkaar kunt bespreken. Daar zie ik van een aantal moslims in deze klas geen goed voorbeeld van. Als je je beledigd voelt ín je geloof dan moet je er eerst voor zorgen dat je zelf geen belediging bent ván je eigen geloof.’”
Bevragen van bestaande codes en opvattingen
Voor Van Maaren is het bevragen van culturele codes een belangrijk onderdeel van zijn lessen: ‘Wat zeggen die jongens nou eigenlijk als hij zegt dat ik zijn geloof beledig? Ik ga daarover in gesprek en vraag door. Ik heb ook veel te maken met meisjes op scholen die mij geen hand willen geven. Ik vind dat prima, maar ik wel dat ze snappen waarom ze dat doen en het niet alleen afdoen met dat het niet mag van de Koran.’
Met behulp van deze culturele codes probeert Van Maaren vooroordelen zichtbaar te maken bij de jongeren. In de documentaire is te zien hoe Van Maaren prikkelende vragen stelt. Waarom vinden jongens het goed als een vriend hen tijdens een voetbalwedstrijd uit blijdschap omhelst, maar gaat een zoen te ver? Of: waarom kan een meerderheid van de meisjes in de klas een broek dragen, maar kunnen jongens niet in een jurk naar school?
Van Maaren: ‘Ik bevraag in de lessen hoe mensen met mannelijkheid en vrouwelijkheid omgaan. Hoe moet een meisje lopen of zitten? Hoe moet een jongen lopen of zitten? Is voor een jongen de manier van lopen bepalend tot welke groep je behoort? En zo kom je dan langzaam terecht bij opmerkingen als: “Zo lopen homo’s.” En dan kun je in gesprek over de vooroordelen die ze hebben.’
Een veilig klimaat
De afgelopen jaren gaan er steeds meer geluiden op in de maatschappij dat de acceptatie van de LHBTQIA+-gemeenschap achteruitgaat. Van Maaren: ‘Ik merk dat veel scholen geen goede plekken zijn om uit de kast te komen. Als de leerling er zelf makkelijk mee omgaat is er vaak wel ruimte, maar in mijn ervaringen blijven negen van de tien leerlingen met een LHBTQIA+-achtergrond in de kast. Ik zie ook dat die groep jongeren niet aanwezig is in mijn lessen. Ze zijn te bang dat ze herkend worden door hun medeleerlingen.’
Onder docenten is er ook genoeg werk aan de winkel: ‘Ik heb gezien hoe leraren in de lerarenkamer homofobe opmerkingen maakten waar een homoseksuele collega bij zit. Als zij elkaar niet corrigeren, heb je al geen veilig klimaat voor de leerkrachten, dus ook niet voor de leerlingen die behoren tot de LHBTQIA+-groep. En dan stellen scholen voor om te stoppen met de voorlichtingen omdat de LHBTQIA+-jongeren zich niet veilig voelen. Maar die lessen doen we niet voor hen, die lessen zijn voor de hetero's. Die moeten met seksuele diversiteit leren omgaan.’
Geef leerlingen het gevoel dat het over hen gaat
Van Maaren wil met zijn deelname aan de documentaire tonen dat de onderwerpen die hij aankaart niet moeilijk te bespreken zijn met leerlingen: ‘Ik hoop dat de film leerkrachten duidelijk maakt dat je seksuele diversiteit op een luchtige manier kunt bespreken. Maak het iets van de leerlingen, zorg dat zij het gevoel hebben dat het over hén gaat.'
Van Maaren hoopt stiekem dat hij niet meer zoveel workshops hoeft te geven. 'Ik hoop vooral dat scholen gebruik maken van de film en zelf met de onderwerpen aan de slag gaan. Als je als leerkracht kennis hebt van de leerlingen en hun culturen, kun je een hele leuke les hebben met elkaar.’